Hoe reststromen en insecten een rol spelen in de zoektocht naar een soja-alternatief

Soja is wereldwijd een belangrijke bron van eiwit, primair voor de diervoeding, maar de toenemende vraag naar en de grootschalige teelt van soja gaat ook samen met ingrijpende problemen als ontbossing en verlies van biodiversiteit. Bovendien versterkt de handel in soja de mondiale disbalans in stikstof. De roep om alternatieven wordt daardoor steeds luider. Technisch gezien zijn er voldoende mogelijkheden, maar de toepassing ervan vraagt meer, zoals de aanpassing van regelgeving voor snellere goedkeuring. In een online sessie voor beleidsmakers (24 januari) bespreken WUR onderzoekers duurzame en betaalbare alternatieven voor gebruik van soja in diervoeding, maar ook hoe de introductie hiervan gestimuleerd kan worden vanuit beleidsperspectief.

Om in overweging te worden genomen, moet een eiwitalternatief een passend stukje zijn in een complexe puzzel. Mengvoederbedrijven bepalen op dagelijkse basis wat de optimale samenstelling is van hun voer en kijken kritisch naar de grondstoffen die ze opnemen en de voedingswaarde die ze leveren. Beschikbaarheid, nutritionele kwaliteit en prijs zijn hierbij van grote invloed.

Uiteindelijk wil de mengvoederindustrie kwalitatief hoogwaardig voer leveren
Alfons Jansman, senior onderzoeker Wageningen Livestock Research

Alfons Jansman, senior onderzoeker bij Wageningen Livestock Research: ‘Er worden in het samenstellingsproces belangrijke eisen gesteld. Naast energie moet het complete voer alle essentiële nutriënten leveren, aansluitend bij de nutritionele behoeften van het dier. Tegelijkertijd worden er soms minimum- en maximumeisen gesteld voor de opname van bepaalde grondstoffen.’ Zo vormen koolzaad- en zonnebloemzaadschroot (bijproducten van de extractie van olie) een alternatief voor soja, maar bevat bijvoorbeeld raapzaadschroot ook stoffen die een afwijkende smaak geven. Dit kan de voeropname negatief beïnvloeden. Jansman: ‘Uiteindelijk wil de mengvoederindustrie kwalitatief hoogwaardig voer leveren. Het moet alle voedingsstoffen bevatten en geen praktische problemen veroorzaken.’

Een hoopvol alternatief

Er zijn reeds diverse alternatieve eiwitbronnen beschikbaar, zoals granen, peulvruchten en reststromen, maar ook ‘novel foods’ zoals insecten en algen. Een eiwitbron waar hoopvolle resultaten mee worden behaald is de zwarte soldaatvlieg. De larven van deze vlieg groeien goed op reststromen waar vaak nog geen toepassing voor is, bijvoorbeeld op mest of afval uit hotels en restaurants. Samen met zijn team onderzoekt Adriaan Vernooij, onderzoeker en projectleider bij Wageningen Livestock Research, de mogelijkheden hiertoe rondom het Afrikaanse Victoriameer. Dat begon met het in kaart brengen van de reststromen die lokaal beschikbaar zijn.

Visser aan het werk op het Victoriameer

Doordat de vissector daar groeit, neemt ook de vraag naar eiwitbronnen toe. In samenwerking met lokale bedrijven onderzoekt het team welke mogelijkheden er zijn om beschikbare reststromen te gebruiken om visvoer te maken. Vernooij: ‘We hebben de samenwerking gezocht met een bedrijf in Kisumu en een bedrijf in Kampala.’ Beide bedrijven werken al met de zwarte soldaatvlieg. ‘We hebben hun larven gebruikt om visvoer te maken, waarmee we testen hoe geschikt insecten zijn als alternatief voor gangbare ingrediënten als soja en vismeel.’ De eerste resultaten zijn positief: de vissen groeien gemiddeld of zelfs beter dan gemiddeld en, niet onbelangrijk, dit alternatieve ingrediënt is lokaal beschikbaar. Op deze manier hoeven de grondstoffen minder uit Kenia, Zambia of zelfs uit Europa te komen.

Veiligheidsrisico’s

Hoewel dit onderzoek plaatsvindt in Afrika, kan de aanpak wereldwijd worden uitgerold. Dat vraagt wel om versoepeling van de wet- en regelgeving rondom het verwerken van reststromen, vooral in de EU. Elise Hoek, onderzoeker bij Wageningen Food Safety Research, kijkt bijvoorbeeld naar mogelijke risico’s die horen bij het gebruik van reststromen om insecten op te kweken. In de grond, bijvoorbeeld, komen schadelijke metalen voor. Wetgeving bepaalt hoeveel van deze schadelijke stoffen aanwezig mogen zijn in diervoeding of voedsel.

De larven zijn in staat om de door schimmel gevormde toxines af te breken
Elise Hoek, onderzoeker Wageningen Food Safety Research

In het geval van insecten die op reststromen groeien meet Hoek hoeveel ze van deze stoffen opnemen en onder welke omstandigheden. ‘Een schadelijke stof als cadmium kan zich ophopen in een bepaald insect.’ Het tegenovergestelde is ook mogelijk: ‘In Afrika hebben we een beschimmelde batch maïs gebruikt om larven van de zwarte soldaatvlieg op te kweken. De larven zijn in staat om de door schimmel gevormde toxines, zogeheten mycotoxines, af te breken.’ Voedsel dat eigenlijk al is afgeschreven, wordt op deze manier omgezet in bruikbare eiwitten. Een circulaire voedselketen komt zo weer een stapje dichterbij. Hoek: ‘Met ons veiligheidsonderzoek willen we toekomstige versoepeling van de wetgeving onderbouwen.’

Toekomstperspectief

Aanvullend onderzoek kan ook antwoord geven op de vraag hoe we het voor boeren aantrekkelijker kunnen maken om alternatieven te verbouwen. Jansman: ‘Een hectare tarwe levert financieel momenteel meer op dan een hectare vlinderbloemigen, mede doordat teeltrisico’s groter zijn bij dit soort gewassen. Het blijft daardoor actueel om onderzoek te stimuleren naar het verlagen van teeltrisico’s.’

Daarnaast kunnen subsidies als aanjager gebruikt worden om productieprocessen te verbeteren. Vernooij: ‘Technisch zijn de mogelijkheden er om insecten te kweken op reststromen. Er is meer onderzoek nodig om duidelijk te krijgen op welke schaal je daarmee uit kan.’ Jansman vult aan: ‘Subsidies werken ook goed om nieuwe concepten in de markt te zetten.’ Biologische producten zijn daar een goed voorbeeld van. Een percentage van de mensen is bereid om meer te betalen als een product aan bepaalde voorwaarden voldoet. ‘In plaats van enkel te kijken hoe dieren worden gehouden, kun je ook kijken naar de herkomst van gebruikt voer en grondstoffen.’

Het is hoe dan ook duidelijk dat ons beleid niet achter kan blijven als we het potentieel van alternatieve eiwitbronnen willen benutten. ‘Het is een interessante afweging die beleidsmakers moeten maken,’ geeft Vernooij aan. ‘Er zijn enorme milieuvoordelen te behalen, maar we moeten ook voorzichtig zijn met de mogelijke risico’s.’