Haver: Oeroud gewas met gouden toekomst

Haver behoort tot de grassen. Het is een klein-korrelig graangewas. Hiertoe behoren ook rijst, teff, tarwe, gerst en rogge. Haver komt van oorsprong uit Klei-Azië (Turkije, Irak, Iran), ook wel ‘De vruchtbare halve maan’ genoemd. Daar worden de meeste natuurlijke haversoorten gevonden.

In Klein-Azië lag ongeveer 11 duizend jaar geleden, vlak na de laatste IJstijd, de oorsprong van de westerse landbouw en kwamen de eerste gewassen tot ontwikkeling: tarwe en gerst, en verschillende peulvruchten. Haver was er nog niet bij. Maar haver verhuisde als onkruid mee tijdens de verspreiding van de eerste gewassen in westelijke richting, naar Noord-Afrika en Zuid- en Midden-Europa.

Pas toen haver ongeveer vierduizend jaar geleden, in de Bronstijd, in het vochtige en koele klimaat van Noordwest-Europa terecht kwam, kon het zijn echte kwaliteiten tonen als voedingsgewas voor mens en dier. Er ontwikkelden zich ruwweg drie soorten haver. De rode haver (Avena byzantina) vinden we vooral in Spanje en Noord-Afrika. De gewone (onze) haver (Avena sativa) komt het meest voor in Noordwest en Midden Europa. En de naakte haver (Avena nuda) is als gewas al heel lang bekend in China. Wellicht is de naakte haver daar terecht gekomen via de verhuizing van de eerste  landbouwgewassen in oostelijke richting, of heeft het zich in West-China onafhankelijk als gewas ontwikkeld. Interessant is, dat haver in Azië ook een speciale rol speelt in de traditionele geneeskunde.

Tot 1960 werd er in Nederland ongeveer 160 duizend hectaren haver verbouwd. Dit liep in de periode tot 1980 heel snel terug naar 1500 hectare. Wereldwijd verminderde de haverteelt in deze periode tot de helft, 25 miljoen ton. Dat komt  overeen met ongeveer 2% van de totale jaarlijkse wereldproductie van granen. Een van de belangrijkste oorzaken van de teruggang was de omschakeling in de landbouw van paard naar tractor. Haver was daardoor niet meer noodzakelijk als energiebron voor de trekpaarden. Een andere belangrijke reden van de achteruitgang van de haverteelt was de snelle opkomst van graangewassen met hogere opbrengst, zoals maïs en wintertarwe.

Door deze zaken werd haver al snel een verwaarloosd gewas. Ten onrechte blijkt nu, want de bijzondere kwaliteiten van haver voor mens, dier en in de landbouw komen steeds meer en nadrukkelijker naar voren. Daardoor zien we nu wereldwijd de interesse in haver weer langzaam terugkeren. “De Nederlandse Haverketen” wil een wezenlijke bijdrage leveren aan deze terugkeer van haver, en daarmee aan de verbetering van de gezondheid van mens en dier en aan de kwaliteit van de landbouw.