
Showcase
Genetische samenstelling per cel van gekweekte mini-organen
Het zijn uitstekende onderzoeksmodellen om bijvoorbeeld nutriënten uit veevoer op te testen: mini-organen die zijn gekweekt uit stamcellen van dieren. Maar deze zogenoemde organoiden bevatten niet altijd alle type cellen die voorkomen in het oorspronkelijke weefsel. Daarom achterhalen onderzoekers van Wageningen University & Research welke celtypen nog ontbreken.
Wat mist er nog en hoe kunnen we het oorspronkelijke weefsel nog beter nabootsen?
“Met mini-organen kunnen we bijvoorbeeld bestuderen wat het effect is van voer op de darmen. Ook kunnen we zien of dieren gevoelig zijn voor bepaalde bacteriën of virussen”, zegt hoogleraar dierfokkerij en genomica Martien Groenen. “Organoiden zijn goede onderzoeksmodellen waardoor we op termijn minder dierproeven nodig zullen hebben. Maar in de praktijk moeten wij voor een specifiek weefsel nagaan of elk celtype in de organoïden aanwezig is. Wij vergelijken mini-organen daarom met het oorspronkelijke weefsel: wat mist er nog en hoe kunnen we het oorspronkelijke weefsel nog beter nabootsen?”
We willen bijvoorbeeld beter begrijpen hoe we met voeding de functie van immuuncellen kunnen verbeteren.
Opkweken van immuun- en darmcellen
Zo werkt immunoloog Coen Govers binnen de leerstoelgroep Celbiologie en Immunologie aan het tegelijk opkweken van immuuncellen en darmcellen. “Het is essentieel om immuuncellen toe te voegen aan mini-organen omdat deze cellen permanent patrouilleren in alle organen en daarmee een belangrijk onderdeel van het orgaan zelf vormen en bijdragen aan de totale functie”, legt Govers uit. “Immuuncellen richten zich op bestrijding van infecties of het opruimen van dode cellen. Met een immuun-competent darmmodel kunnen we bijvoorbeeld beter begrijpen hoe we met voeding de functie van deze immuuncellen kunnen verbeteren.”
Het natuurlijke weefsel van dieren nabootsen
Uiteindelijk draagt het onderzoek volgens Groenen bij aan het maken van organoids die nog meer lijken op het natuurlijke weefsel van dieren. “Daarmee kunnen we bijvoorbeeld veevoederbedrijven helpen om nog gezonder veevoer te maken. En voor de fokkerij is het van belang om genetische verschillen in gevoeligheid voor bacteriën en virussen op te sporen en daarop te selecteren binnen een populatie.”