Project

Bodemweerbaarheid voor een duurzaam bodembeheer.

Het onderzoek is vooral bedoeld voor de telers van bloembollen, vaste planten en zomerbloemen. Al deze gewassen worden geteeld op duinzandgronden. Op dergelijke gronden is het vanwege de huidige regelgeving lastig om het organische stofgehalte op een zodanig peil te krijgen en te houden, dat veel voordelen van een goed organische stof management werkelijk effectief zijn.

Gewenst doel is om via organische stof management bij te dragen aan het benutten van de bodemweerbaarheid voor een duurzaam bodembeheer. Dit is mogelijk door het vaststellen van (meerjarige) effecten:
  • van verschillende organische stofgehaltes op positieve aspecten van organische stof
  • van diverse organische materialen met laag fosfaat- en nitraatgehaltes op positieve aspecten van organische stof 

Het is dan ook noodzakelijk dat deze telers goede, gefundeerde en praktisch toepasbare adviezen aangeboden krijgen over organische stof management in relatie tot duurzaam bodembeheer. Vragen die bij hen leven zijn onder meer: Bij welk organische stofgehalte ontstaat er een effectieve bodemweerbaarheid? Welke nieuwe vormen van organisch materiaal zijn er beschikbaar om deze effectieve bodemweerbaarheid te bereiken binnen mest- en mineralenwetgeving? Voor het Ministerie van Economische Zaken is de input vanuit dit project relevant om duurzaam bodembeheer in Nederland te realiseren.

Resultaten

Resultaten zijn een aantal toepasbare adviezen voor organische stof management voor een gedegen bodembeheer op duinzandgronden. De adviezen dragen bij tot het beantwoorden van vragen vanuit de verschillende sectoren.

Via een begeleidingscommissie bestaande uit telers, BLGG, DLV, CLM, overheid en een aantal betrokken onderzoekers wordt de betrokkenheid van de verschillende partijen gegarandeerd. Daarnaast wordt via verschillende communicatiekanalen (website, vakbladartikelen, lezingen, toelichtingen op open dagen met posters bij veldproeven) kennisverspreiding gerealiseerd.

Werkwijze

Om effecten vast te stellen voor verschillende organische stofgehaltes op diverse positieve aspecten van organische stof is er een meerjarige veldproef (voor een periode van drie teeltseizoenen) geweest met zogeheten trappen van organische stof. Met de proef is het mogelijk om het effect van het organische stofgehalte op de bodemweerbaarheid te bepalen, inclusief de correlaties met diverse fysische, chemische en biologische bodemparameters.

Voor verschillende relevante ziekteverwekkers hebben de behandelingen uiteenlopende effecten op de bodemweerbaarheid, die mogelijk ook verandert in de tijd. De laatste monstername vindt plaats in 2013. 

Daarnaast wordt een set van biologische, fysische en chemisch bodemparameters gemeten om de effecten van de verschillende organische stofgehaltes te kunnen correleren aan deze parameters en aan de bodemweerbaarheid zoals die wordt vastgesteld in biotoetsen.  

Binnen deze veldproef is er ook ruimte om de effectiviteit van maatregelen gericht op de bestrijding van bodemziekten en plagen bij verschillende organische stof niveaus te bepalen. 

Om (meerjarige) effecten vast te stellen van diverse organische materialen met laag fosfaat- en nitraatgehaltes, is het onderzoek verdeeld in twee fasen. In fase 1 vindt inventarisatie plaats van alternatieven voor de bodemorganische stofvoorziening (januari – juni 2012). In fase 2 vind een veldproef en biotoetsen plaats (juli 2012 – december 2014). Het resultaat van deze fase is een conclusie over de geschiktheid van minimaal één en maximaal drie alternatieve organische materialen voor toepassing in organische stof management in relatie tot duurzaam bodembeheer op duinzandgronden, met de nadruk op de benutting van bodemweerbaarheid.