Publicaties

Variatie in fosfaatopbrengst van grasland op praktijkbedrijven en mogelijke implicaties voor fosfaatgebruiksnormen

Oenema, J.; Aarts, H.F.M.; Bussink, D.W.; Geerts, R.H.E.M.; van Middelkoop, J.C.; van Middelaar, J.; Reijs, J.W.; Oenema, O.

Samenvatting

Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heeft de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gevraagd onderzoek te doen naar de variatie in de jaarlijkse fosfaatopbrengst van grasland op praktijkbedrijven, en naar nut en noodzaak van differentiatie van fosfaatgebruiksnormen voor grasland naar opbrengstniveau. Een werkgroep van de CDM heeft dit onderzoek uitgevoerd. In de periode 1998 – 2009 was de graslandopbrengst van de circa 250 bedrijven in het Bedrijven Informatie Netwerk (BIN) gemiddeld 89 kg fosfaat (P2O5) per ha per jaar. Op de bedrijven in het project Koeien & Kansen (K&K-bedrijven) was de opbrengst gemiddeld iets hoger, namelijk 96 kg per ha. De verschillen tussen bedrijven waren soms groot. In 90% van de gevallen (5%-95% percentiel) lag de opbrengst van KK-bedrijven tussen de 68 en 128 kg P2O5 per ha per jaar. Op BIN-bedrijven waren de verschillen nog groter. Op bedrijven met een hoge fosfaatopbrengst zullen de fosfaattoestand van de bodem en de fosfaatopbrengst van het grasland geleidelijk dalen, indien de indicatieve fosfaatgebruiksnormen voor 2015 van toepassing blijven. De indicatieve norm gaat uit van een bemesting van 90 kg P2O5 per ha per jaar, met een kleine correctie naar boven of naar beneden als de fosfaattoestand van de bodem daar aanleiding toe geeft. Deze bedrijven kunnen minder bemesten dan volgens de strikte definitie van fosfaatevenwichtsbemesting mogelijk zou zijn geweest. Het teveel aan mest moet van het bedrijf worden afgevoerd en dat kost (veel) geld. Op termijn zullen deze bedrijven mogelijk meer voer moeten aankopen omdat de grasopbrengst afneemt naar een niveau dat past bij de bemestingsnorm. Het eerstgenoemde effect treedt direct op, het laatste groeit in de loop van jaren. Op bedrijven met een lage fosfaatopbrengst geldt dat de fosfaattoestand van de bodem zal toenemen, indien bemest wordt volgens de indicatieve fosfaatgebruiksnormen voor 2015. Uiteindelijk zal de bodem van deze bedrijven verzadigd raken, en het jaarlijkse fosfaatoverschot (indicatieve norm minus fosfaat in gewasopbrengst) zal dan verloren gaan door uitspoeling. Voor bedrijven die hoge fosfaatopbrengsten van grasland realiseren tot differentiatie van de bemestingsnorm tot lagere kosten voor mestafzet en voeraankoop. Voor bedrijven met een lage fosfaatopbrengst leidt differentiatie mogelijk tot minder inkomsten omdat er minder mest van buiten het bedrijf kan worden aangevoerd. Voor differentiatie van gebruiksnormen is een instrument nodig waarmee de fosfaatopbrengst van grasland op individuele bedrijven voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld. Een uitbouw van BEX (BedrijfsEigenExcretie), een instrument dat het merendeel van de melkveehouders al gebruikt, kan daarin waarschijnlijk voorzien. Een naar grasopbrengst gedifferentieerde fosfaatgebruiksnorm stimuleert de veehouder om zijn grasland beter te verzorgen (streven naar hoge opbrengsten). Dit leidt dan tot beperking van de import van veevoer en mogelijk ook tot beperking van de nitraatuitspoeling van grasland.