Publicaties

Bemonstering van vleeskuikenstallen op Campylobacter na reiniging en ontsmetting tijdens leegstand

van der Most, Marleen; Koene, Miriam; Pacholewicz, Ewa; Cornelissen, Jan; van Solt, Conny; van Hattum, Theo; Rommers, Jorine; Kiezebrink, Maudia; van de Laar, Peter

Samenvatting

Campylobacter is de meest voorkomende bacteriële veroorzaker van voedselinfecties bij de mens. Pluimvee is daarbij een zeer belangrijke bron van besmetting. In het belang van de volksgezondheid is het daarom gewenst om in de pluimveesector het aantal Campylobacter besmettingen te verminderen. Een koppel vleeskuikens kan tijdens een ronde besmet worden met Campylobacter door insleep van de bacterie vanuit de omgeving. Of de overdracht van Campylobacter tussen twee opeenvolgende rondes in één stal ook een rol speelt bij de besmetting, is onzeker. In een samenwerking tussen Wageningen University & Research en Van Eck Bedrijfshygiëne B.V. is in 2021 een onderzoek uitgevoerd, met als doel te onderzoeken in hoeverre er levende Campylobacter na het wegladen van een Campylobacter positief koppel, ondanks reiniging en desinfectie, in de stal kan achterblijven en een bron van besmetting kan zijn voor een volgend koppel. Dit is onderzocht door vleeskuikenstallen, na het wegladen van een positief koppel, uitgebreid te bemonsteren tijdens de leegstandsperiode en deze monsters te onderzoeken op aanwezigheid van levende Campylobacter. Hierbij is zowel gekeken naar kweekbare als naar zogenoemde viable but non-culturable (VBNC; ‘levend maar niet kweekbare) Campylobacter. Deze VBNC’s zijn mogelijk nog steeds infectieus en dus in staat om een nieuw koppel vleeskuikens te besmetten. In deze studie is in geen van de stallen van de deelnemende bedrijven kweekbare Campylobacter teruggevonden tijdens de leegstandsperiode. Ook is er geen VBNC-Campylobacter aangetoond in de stalmonsters genomen na ontsmetting. Deze bevindingen laten zien dat het achterblijven van levende Campylobacter in een stal geen grote rol speelt bij de overdracht van Campylobacter tussen koppels vleeskuikens. Denkend aan de grote hoeveelheden Campylobacter die worden uitgescheiden in de stal door een Campylobacter positief koppel, is het gunstig dat er in deze studie aan het eind van de leegstandsperiode geen levende Campylobacter meer is teruggevonden. Wel is het belangrijk te realiseren dat een Campylobacter positief koppel kan bijdragen aan een grotere besmettingsdruk in de directe omgeving van de stal, waardoor er gemakkelijker herintroductie plaats kan vinden in de stal tijdens een volgende ronde. Nadere genetische analyses van de Campylobacter-stammen gevonden in de mestmonsters genomen voor deze studie, laten zien dat er op één bedrijf verschillende Campylobacter-stammen tegelijkertijd aanwezig kunnen zijn. Verder hoeft het aantonen van Campylobacter in twee opeenvolgende koppels op een bedrijf niet per definitie te betekenen dat het om dezelfde stam gaat. Deze bevindingen benadrukken het belang om bij onderzoek naar transmissieroutes van Campylobacter rekening te houden met de mogelijke genetische diversiteit aan Campylobacter-stammen binnen een koppel vleeskuikens en op een vleeskuikenbedrijf.