DNA-technieken brengen ziekten en plagen exact in beeld

Met DNA-technieken is precies te achterhalen welke ziekten en plagen in of rond het gewas of eindproduct voorkomen. Soms nog voordat de symptomen van de ziekte zichtbaar zijn. Dat maakt de bestrijding veel gerichter en efficiënter. Onderzoekers van Plant Research International ontwikkelen de technieken.

De land- en tuinbouw werkt aan duurzame gewasbescherming: een die het milieu niet of vrijwel niet belast maar die wel de plant goed beschermt. De eerste stap daartoe is dat ziekten en plagen herkend worden in het veld of de kas en dat precies is vast te stellen hoeveel ervan op het gewas zitten.

DNA-technieken zijn bij uitstek geschikt om te achterhalen welke organismen aanwezig zijn. Daarbij maakt het niet uit waar ze zitten: in de lucht, in het water, op het gewas, in de grond of in het teeltsubstraat. Onze onderzoekers achterhalen met deze manier van monitoren soms al binnen een paar uur welke organismen aanwezig zijn en hoeveel het er zijn. Bovendien zijn de resultaten heel betrouwbaar. Daarnaast zijn met de zogenoemde multiplexdetectie verschillende soorten in één test aan te tonen, van schimmels tot virussen, aaltjes en insecten.

Bijen als medewerkers bij monitoring

Voor de monitoring van schadelijke schimmels en bacteriën willen de onderzoekers ook bijen inzetten als ‘medewerkers’. Deze beesten vliegen van plant tot plant en zit daar een schimmel of bacterie op, dan neemt de bij die wellicht mee. Door regelmatig bijen te analyseren op aanwezigheid van plagen kan de boer of tuinder snel weten of een bepaalde schadelijke ziekte of plaag is gearriveerd.

De DNA-technieken zijn geschikt om zogenoemde quarantaine-organismen aan te tonen. Dit zijn organismen die de EU niet binnen mogen komen. Wordt zo’n organisme aangetroffen dan wordt de partij vernietigd.

Voor een duurzame gewasbescherming zijn DNA-technieken een aanvulling op andere technieken. Blijkt hieruit dat bijvoorbeeld planten op een deel van het veld last hebben van stress dan tonen die technieken precies aan om welke ziekten of plagen het gaat, soms nog voordat aan de planten schade te zien is. Is de besmettingsgraad nog laag, dan zijn biologische middelen vaak afdoende om de plaag of ziekte te onderdrukken. Is inzet van chemische middelen nodig dan is een kleine hoeveelheid al voldoende.

Overigens is nog wel een vertaalslag nodig: veelal is nog niet bekend bij welke hoeveelheden DNA de organismen schade toebrengen en welke middelen of maatregelen de boer of tuinder moet toepassen. De onderzoekers werken aan de combinatie van monitoring, diagnostiek en vertaalslag in de kas samen met andere onderzoeksdisciplines.