Impact story

Peulvruchten verbeteren voor Afrika

Hoe bestrijd je honger in de wereld? Die vraag heeft geen pasklaar antwoord. Tijdens het tien jaar durende project N2Africa legde Wageningen University & Research daarom de nadruk op lokale relevantie: de beste technologie afstemmen op de omgeving.

N2Africa, de naam zegt het eigenlijk al, begint met stikstof (N2). Stikstof is een essentiële voedingsstof voor de groei van planten. Bijna 80 procent van onze atmosfeer bestaat uit de stof maar planten kunnen stikstof alleen opnemen uit de bodem. Dat wil zeggen: planten in hun eentje. Peulvruchten zoals de soja- of tuinboon kunnen een samenwerking aangaan met rhizobiumbacteriën. Deze bodembacteriën zetten stikstof uit de lucht om in bouwstenen voor de plant, waardoor die ook in stikstofarme grond goed kan groeien. Dat proces heet stikstofbinding.

Hoewel stikstofbinding een technologie was met enorme potentie, was het niet genoeg om die simpelweg naar boeren te brengen. Even belangrijk was het om de technologie te testen, aan te passen en af te stemmen op een scala specifieke, lokale omstandigheden. ’Het draait allemaal om de context,’ benadrukt Ken Giller, hoogleraar plantaardige productiesystemen, een van de aanvoerder van het project.

Een opwaartse spiraal

Wát werkt waar, waarom, en voor wie? Dat zijn de vragen die het N2Aricaproject leidend maakte voor toepassing van stikstofbinding. Samen met duizenden kleine boeren in elf Afrikaanse landen testten onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR) verschillende peulvruchten en combinaties van rhizobiumsoorten om tot de beste stikstofbindingsstrategie te komen voor specifieke milieus en landbouwsystemen.

Door de resultaten van de tests in het veld te analyseren en te combineren met praktisch en fundamenteel onderzoek werkte het project een ‘technologische pijplijn’ af die de aanpak verbeterde en verfijnde. Een soort opwaartse spiraal: de wisselwerking tussen theorie en praktijk.

Het onderzoek richtte zich op de voornaamste peulvruchtsoorten: de gewone boon, ogenbonen, pinda en sojaboon. Daar werden nog de tuinboon en kikkererwt aan toegevoegd voor het koele klimaat in de Ethiopische hooglanden. De eerste overtuigende resultaten werden geboekt met de sojaboon, die vaak voor het eerst verbouwd werd. De sojaboon heeft daarbij ook een nogal bijzondere bacterie nodig. Dat is de ideale situatie voor onderzoek: de opbrengsten van soja nam sterk toe. Andere peulvruchten vroegen om meer ‘feedback loops’. Met gebruik van verbeterde variëteiten van de planten, beter beheer en nieuwe methoden om de bacteriën bij de plant te brengen, werden ook die opbrengsten verhoogd.

600.000 boeren bereikt

Om het aanbod aan informatie over peulvruchttechnieken te verbeteren, droeg N2Afrika bij aan de vorming van de ‘peulvruchtenalliantie’ samen met gelijkgestemde organisaties. Het doel was om de geboden informatie consistenter en helderder te maken, zodat de nieuwe technieken vaker en met meer succes gebruikt zouden worden. De alliantie communiceerde niet alleen naar zo’n 600.000 boeren maar haalde ook informatie op.

Uit interviews met 2.600 boeren in Noord-Tanzania werd duidelijk dat de beschikbaarheid van zaaigoed een probleem was. Op basis van de feedback betrok de alliantie zaadbedrijven en overheidsinstellingen, die meer zaaigoed insloegen. Zo kon het project ook op dit vlak beter resultaat boeken door goed naar de omgeving te luisteren.

Met N2Afrika begon WUR met de beste technologieën en verfijnde hun toepassing door de praktijk voortdurend terug te koppelen op het onderzoek. Afgestemd op de lokale situatie kon stikstofbinding zo tot bloei komen in de strijd tegen honger.