Afschaffing derogatie: vooruitblik op economische gevolgen
Volgens de huidige plannen gaat de stapsgewijze afbouw van de derogatiebeschikking, die dit jaar ingaat, verder dan alleen het terugbrengen van de gebruiksruimte van stikstof uit dierlijke mest. Naast onderscheid tussen met nutriënten verontreinigde gebieden en overige gebieden, is er een aantal randvoorwaarden opgesteld, waar huidige derogatiebedrijven en ook andere bedrijven mee te maken krijgen. Het Bedrijveninformatienet en het LMM zijn een goede basis om onderzoek te doen naar de economische gevolgen van afbouw van derogatie. Voor de recente plannen derogatiebeschikking is nog geen nieuw onderzoek beschikbaar. Onderzoek van Wageningen Economic Research uit 2016 naar de economische gevolgen van het verdwijnen van derogatie wees echter uit dat dit 10.000 euro per gemiddeld melkveebedrijf (85 melkkoeien en 50 ha grond) zou kunnen kosten, bij gelijkblijvende melkproductie per koe en ruwvoerproductie per ha. In dit artikel wordt gekeken of de lessen uit het onderzoek uit 2016 kunnen worden doorgetrokken naar de nieuwe situatie.
Natura 2000-gebieden en gebieden met lagere normen
Ook al wordt over het algemeen gesproken over een stapsgewijze afbouw van derogatie, een aantal bedrijven heeft op perceelsniveau dit jaar al te maken met een afschaffing van derogatie (tabel 1). Hierbij gaat het om bedrijven met percelen in Natura 2000-gebieden en in grondwaterbeschermingsgebieden. Mogelijk wordt dit in 2024 uitgebreid naar percelen in een zone rond Natura 2000-gebieden.
Voor bedrijven op zandgronden in de oostelijke en zuidelijke zandgebieden geldt sinds 2014 al een verlaagde norm van 230 kg stikstof uit dierlijke mest. Met de huidige derogatiebeschikking zijn er recentelijk nog eens drie nieuwe gebieden bijgekomen waar deze verlaagde norm van toepassing is. Dat zijn gebieden liggende in de waterschappen Noord-Hollands Noorderkwartier, Delfland en Brabantse Delta.
Verlaging gebruiksnormen en bufferstroken
Daarnaast is er een aantal beleidsveranderingen die niet alleen voor bedrijven met derogatie, maar ook voor bedrijven zonder derogatie gaan gelden. Zo krijgen in de zogenaamde ‘nutriënt verontreinigde gebieden’ alle bedrijven te maken met een verlaging van de gebruiksnormen van 20%. Ook moeten bedrijven rekening houden met bufferstroken van drie meter langs alle wateren, al kunnen deze smaller worden als zij meer dan 4% van het areaal van het perceel uitmaken.
Economische gevolgen afschaffing derogatie
Gegevens uit het Bedrijveninformatienet en het LMM zijn een goede basis om onderzoek te doen naar de economische gevolgen van deze afschaffing voor derogatiebedrijven. Resultaten uit lopend onderzoek naar de effecten van de afbouw van derogatie zijn nog niet beschikbaar. Wageningen Economic Research deed in 2016 wel al onderzoek naar de economische gevolgen van het verdwijnen van derogatie voor melkveebedrijven. De conclusie was dat dit 10.000 euro per gemiddeld melkveebedrijf (85 melkkoeien en 50 ha grond) zou kosten, ervan uitgaande dat de melkproductie per koe en ruwvoerproductie per ha gelijk wordt gehouden. Inmiddels is de situatie veranderd. Voor een gemiddeld melkveebedrijf is het inkomenseffect nu waarschijnlijk aanmerkelijk hoger. Dit komt met name door schaalvergroting en de hoge kunstmestprijzen.
Variatie tussen bedrijven groot
Het effect van de afschaffing van derogatie op kosten en inkomen zal sterk variëren tussen de bedrijven en is met name afhankelijk van intensiteit, locatie (al dan niet in Natura 2000-gebieden) en omvang van het bedrijf. Lagere gebruiksnormen in de verontreinigde gebieden dragen naar verwachting bij aan een vermindering van stikstof in mest met enige besparing op de mestafzetkosten tot gevolg. Verder is de omvang van de verplichte bufferstroken voor een bedrijf van belang. Op de bufferstroken is mestgebruik verboden, beweiding en oogst is wel toegestaan. De effecten van verlaagde gebruiksnormen en bufferstroken zijn lagere gewasopbrengsten per ha en extra kosten voor voeraankopen.
Aanpassingen in de bedrijfsvoering zoals grondgebruik en voerrantsoen om mestafzetkosten te verlagen, zijn naar verwachting met name relevant voor bedrijven die tegen de grens van minimaal 80% grasland aanlopen. Als bedrijven stoppen met derogatie, ondanks de financiële tegemoetkoming zoals toegezegd voor de periode 2022-2025, gaan deze bedrijven naar verwachting meer snijmais verbouwen.
Puzzel van verschillende beleidsterreinen
Voor een goed overzicht van de effecten van de graduele afschaffing van derogatie en de aanvullende voorwaarden op de verschillende type melkveebedrijven in de verschillende regio’s, is extra onderzoek noodzakelijk. Het is een complexe puzzel: er zijn veranderingen in meerdere beleidsonderwerpen waar bedrijven tegelijkertijd mee te maken krijgen. Denk hierbij aan het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) met doelen voor stikstofuitstoot, gewasbeschermingsmiddelen, klimaat en biodiversiteit, en de randvoorwaarden voor vergoedingen uit pijler 1 van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Veranderingen in de bedrijfsvoering werken ook niet altijd in dezelfde richting. Zo gaat bijvoorbeeld het vaker maaien van gras voor meer eiwit van eigen bedrijf mogelijk ten koste van de biodiversiteit.
Gebruiksnorm dierlijke mest (kg N/ha) | |||
---|---|---|---|
in door nutriënten verontreinigde gebieden | Percelen in Natura 2000-gebieden en grondwaterbeschermings-gebieden | in overige gebieden | |
2022 | 230 | 230/250 | 250 |
2023 | 220 | 170 | 240 |
2024 | 210 | 170 | 230 |
2025 | 190 | 170 | 200 |
2026 | geen derogatie (170) | 170 | geen derogatie (170) |
Katrin Oltmer en John Helming (Wageningen Economic Research) | LMM e-nieuws, januari 2023