category_student_information
Collegegeld bij een tweede studie
Ga je bij Wageningen University een tweede bachelor of master opleiding volgen, dan kan dit van invloed zijn op de hoogte van het te betalen collegegeld.
Tweede studie starten na afronden eerste studie.
Start je met een tweede bachelor studie als je al een eerste bachelor studie in Nederland met goed gevolg hebt afgerond (je hebt al een bachelor graad), dan volg je volgtijdelijk een tweede bachelor studie. Hetzelfde geldt voor een volgtijdelijke tweede master opleiding: je begint ermee na het behalen van een eerste mastergraad.
Doe je volgtijdelijk een tweede studie en voldoe je aan de nationaliteitsvoorwaarde, dan betaal je voor je tweede studie bij Wageningen University een instellingscollegegeld 2.
Gelijktijdig een tweede opleiding doen.
Sta je ingeschreven voor een bachelor of hbo opleiding aan een Nederlandse hbo instelling of universiteit en schrijf je je ook in aan Wageningen University voor een bachelor opleiding dan doe je gelijktijdig twee bachelor opleidingen.
Sta je ingeschreven voor de eerste opleiding als voltijds student en betaal je daarvoor het wettelijk collegegeld, dan kom je in aanmerking voor vrijstelling van betaling collegegeld voor je tweede inschrijving bij Wageningen University bij inlevering van een geldig Bewijs Betaald Collegegeld van de instelling van eerste inschrijving.
Studeer je in de loop van het studiejaar af in je eerste bachelor opleiding dan mag je je tweede bachelor opleiding voortzetten en afronden tegen het wettelijk collegegeld. Je behoudt het recht op wettelijk collegegeld voor je tweede opleiding alleen indien je hiervoor onafgebroken ingeschreven blijft staan.
Bovenstaande geldt ook voor het (deels) gelijktijdig volgen van twee Master opleidingen binnen het Nederlandse Hoger Onderwijs.
Toelichting bij instellingscollegegeld tweede bachelor- of masteropleiding.
Voor een tweede bachelor- of masteropleiding die je volgtijdelijk volgt, geldt sinds 2010 dat je geen wettelijk collegegeld betaalt maar een instellingscollegegeld. Dit is bepaald in artikel 7.46 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De hoogte van het instellingscollegegeld wordt vastgesteld door het College van Bestuur en kan variëren per opleiding of per groep studenten. Het mag niet lager zijn dan het wettelijk tarief. De verschillende onderdelen van de normalerwijze door de overheid bekostigde opleidingen/graden komen terug in de hoogte van de instellingscollegegelden voor tweede studies. Verder kunnen de volgende factoren een rol spelen bij het bepalen van het instellings-collegegeld:
• Interne factoren als kosten en doelstellingen. Bijvoorbeeld het aantrekken van meer studenten tweede studie, doorberekenen van kosten voor bepaalde faciliteiten die samenhangen met de betreffende opleiding, het hanteren van één tarief, aparte tarieven voor studenten van binnen en buiten de EU of voor studenten die op de eigen instelling al een eerste studie hebben gevolgd, jaarlijkse indexering, de hoogte van het wettelijk collegegeld en de berekeningswijze van de overheidsbekostiging;
• Externe factoren. Bijvoorbeeld een oriëntatie op de instellingscollegegelden in Europa, of inzicht in het keuzegedrag van de studenten die in de te bereiken doelgroep vallen.
Disclaimer
Aan de tekst op deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend. De genoemde voorwaarden en bedragen zijn onder voorbehoud en kunnen worden aangepast naar aanleiding van nieuwe wetgeving of besluiten van het instellingsbestuur.