Het gebruik van dierlijke mest en kunstmest op derogatiebedrijven

De stapsgewijze afbouw van derogatie betekent dat er in de komende jaren steeds minder drijfmest van graasdieren mag worden uitgereden op bedrijven met derogatie. De vraag is hoe melkveehouders met derogatie hierop gaan reageren. Wordt de vrijkomende gebruiksruimte voor stikstof bijvoorbeeld opgevuld met kunstmest? In dit artikel kijken we of gegevens over het gebruik van dierlijke mest en kunstmest op derogatiebedrijven in het Landelijke Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) uit het verleden inzicht kunnen geven in het toekomstige mestgebruik. De ontwikkelingen van het mestgebruik zijn in kaart gebracht tussen 2006 en 2020 en voor de betere vergelijkbaarheid geïndexeerd met 2006 als basisjaar.

Kunstmest in de Kleiregio

Figuur 1 toont een opvallende stijging van het stikstofkunstmestgebruik in de periode tussen 2014 en 2017. De stijging in 2014 heeft een aantal oorzaken. Ten eerste is in dat jaar de gebruiksnorm voor stikstof voor gras op klei met 35 kg per ha verhoogd. Ten tweede is het verplichte aandeel van grasland op derogatiebedrijven verhoogd van 70 naar 80%. De stikstofgebruiksnormen op gras zijn hoger dan op mais, waardoor er ook meer kunstmest kan worden aangewend. In 2018 daalt het kunstmestgebruik dan eenmalig naar het niveau van voor 2014. Dit komt (waarschijnlijk) door de droge weersomstandigheden in dat jaar. Doordat de groei bij extreme droogte nagenoeg tot stilstand komt, is het toepassen van kunstmest niet effectief. Na 2018 laat het gebruik van stikstofkunstmest weer een stijgende lijn zien.

Figuur 1: Gebruik van stikstof uit dierlijke mest en kunstmest op derogatiebedrijven in de Kleiregio, 2006 tot en met 2020
Figuur 1: Gebruik van stikstof uit dierlijke mest en kunstmest op derogatiebedrijven in de Kleiregio, 2006 tot en met 2020

Zandregio’s

In de Zandregio wordt sinds 2014 onderscheid gemaakt tussen bedrijven die maximaal 230 kg stikstof per ha uit dierlijke mest mogen aanwenden en bedrijven waarvoor dat maximaal 250 kg per ha is. De 230 kg stikstofnorm geldt voor bedrijven in de zuidelijke en oostelijke zandgebieden. In figuur 2 is te zien dat de ontwikkeling van het gebruik van stikstof uit dierlijke mest in Zandregio 230 en 250 ongeveer gelijk verloopt. Het niveau ligt in Zandregio 250 wel hoger, met name vanaf 2014 toen bedrijven in de zuidelijke en oostelijke zandgebieden nog maar 230 kg per ha stikstof uit dierlijke mest mochten aanwenden. Ook de ontwikkeling van het stikstofkunstmestgebruik toont in de 230- en 250-gebieden een vergelijkbaar verloop (zie figuur 3). Alleen ligt het gebruiksniveau hier in de 230-gebieden in de periode 2006 tot en met 2013 juist lager dan vanaf 2014. Na 2014 ligt het gebruik van stikstofkunstmest op een vergelijkbaar niveau. De informatie in figuur 2 en 3 laat zien dat de vrijkomende gebruiksruimte nadat bedrijven in de oostelijke en zuidelijke zandgebieden beperkt werden in hun gebruik van stikstof uit dierlijke mest (deels) opgevuld wordt met kunstmest.

Figuur 2: Gebruik van dierlijke mest op derogatiebedrijven in de Zandregio 230 en 250, 2006 tot en met 2020
Figuur 2: Gebruik van dierlijke mest op derogatiebedrijven in de Zandregio 230 en 250, 2006 tot en met 2020
Figuur 3: Gebruik van kunstmest op derogatiebedrijven in de Zandregio 230 en 250, 2006 tot en met 2020
Figuur 3: Gebruik van kunstmest op derogatiebedrijven in de Zandregio 230 en 250, 2006 tot en met 2020

Dierlijke mest

In alle regio’s valt op dat het gebruik van dierlijke mest vanaf 2015 tot en met 2018 is gestegen. De oorzaak hiervan is de afschaffing van het melkquotum in 2015, waardoor de Nederlandse melkveestapel tussen 2015 en 2016 met circa 8% is gestegen en er daarom ook meer mest is geproduceerd. De stijging in het gebruik van dierlijke mest laat vermoeden dat de bedrijven hun gebruiksruimte voor stikstof uit dierlijke mest nog niet helemaal hadden opgevuld. Dit geldt in sterkere mate voor bedrijven in de zandgebieden. In 2018 is de melkveestapel teruggebracht naar het niveau van 2015, als gevolg van het fosfaatreductieplan in 2017 en de invoering van het fosfaatstelsel in 2018. In 2019 is het gebruik van dierlijke mest dan ook terug op het niveau van 2015 voor Zandregio 250.

Vooruitblik

Wat betekent bovenstaande voor het mestgebruik na afschaffing van derogatie? Het is aan te nemen dat het gebruik van dierlijke mest niet evenredig aan de verlaging van de gebruiksruimte voor dierlijke mest daalt. Dit komt doordat de gebruiksruimte voor stikstof uit dierlijke mest nog niet helemaal is opgevuld. Voorwaarde hierbij is wel dat de bedrijven met derogatie binnen de heersende fosfaatnormen blijven, want die zijn nu de beperkende factor. Daarnaast zal de vrijkomende stikstofgebruiksruimte opgevuld worden met kunstmest indien de groeiomstandigheden dat toelaten en dat vanuit bedrijfseconomisch oogpunt van voordeel is.

Tot slot

Het zal nog moeten blijken wat het effect van deze veranderingen is op de nitraatconcentratie. Derogatiebedrijven zijn nu gebonden aan een bouwplan met minimaal 80% grasland. Als deze eis wegvalt en er in plaats daarvan meer mais wordt verbouwd, naast de mogelijke stijging van het gebruik van stikstofkunstmest om te gebruiksruimte op te vullen, is de kans groot dat er meer nitraatuitspoeling gaat plaatsvinden.


Katrin Oltmer en Marga Hoogeveen (Wageningen Economic Research) | LMM e-nieuws, januari 2023