Longread

Dierenwelzijn en markt: meten moet


In deze longread kijken we naar hoe de markt voor dierenwelzijn zich ontwikkeld heeft in Nederland, naar de drijvende krachten in de markt en pleiten we voor dier-gebaseerd meten om het dierenwelzijn in Nederland naar een hoger niveau te brengen.

Een begin

Er is lang gedacht dat de consument een drijvende kracht zou zijn om dierenwelzijn te verbeteren. De overheid garandeert een minimum aan dierenwelzijn met wettelijke voorschriften, producten met bovenwettelijke dierenwelzijnseisen zouden ontstaan door een toenemende marktvraag. Uiteindelijk zou zo het overheidsminimum door de ontwikkelingen opgetild worden. Het Volwaard scharrelkuiken is een mooi voorbeeld van deze kijk. Dit concept was ontwikkeld omdat er toenemende maatschappelijke weerstand was tegen het steeds sneller groeiende vleeskuiken. Het Volwaard kuiken is een kuiken van een langzamer groeiend ras, met meer leef-oppervlakte en een overdekte buitenuitloop. Volwaard pluimveevlees kwam in 2007 in het winkelschap.

De Dierenbescherming ontwikkelde het Beter Leven keurmerk om de afzet van het Volwaard kuiken te ondersteunen (Boerderij, 2017). Het keurmerk kent drie niveaus van verbeterd dierenwelzijn (één, twee en drie sterren), waarbij biologische productie op het derde niveau is ingeschaald. Volwaard scharrelkuiken is in 2008 het eerste product dat 1 ster Beter Leven krijgt. Het Volwaard scharrelkuiken was ook de inspiratie voor het convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten dat LNV Minister Verburg in 2009 met de brancheorganisaties van (pluim)veehouders en van vleesverwerkers, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Vereniging van Nederlandse Catering bedrijven (Veneca), Koninklijke Nederlandse Slagers (KNS) en de Dierenbescherming afsloot. Het convenant dat liep tot en met 2011 had als doelstelling omzetgroei in de supermarkt van duurzame dierlijke producten met 15% per jaar te vergroten. De focus lag op de ontwikkeling van de productie van eieren, pluimveevlees en varkensvlees met een duidelijke plus op dierenwelzijn. De plus werd vertaald in 1 of 2 sterren van het Beter Leven keurmerk.

De markt met succes in beweging

Mei 2011 verschijnt de eerste Monitor Duurzaam Voedsel die de duurzame bestedingen van consumenten in de supermarkt in 2009 en 2010 weergeeft. In deze monitor zijn onder meer ‘diervriendelijker producten’ opgenomen, maar we laten vis buiten beschouwing. Hieronder vallen biologische producten, producten met Beter Leven, Label Rouge, vrije uitloop, scharrel ‘plus’ eieren en Milieukeur. In 2009 zijn de totale consumentenbestedingen 37,6 miljard euro, met 1 miljard euro ligt het aandeel duurzame bestedingen op 2,5 % (figuur 1). Hiervan is 25% uit de omzet van diervriendelijker product (258,2 miljoen euro). Dit betreft de omzet van diervriendelijker geproduceerde eieren, zuivel, vlees en vleeswaren.

De omzet van varkensvlees met 1 ster Beter Leven groeit sinds 2011, wanneer AH als eerste supermarkt besluit over te schakelen naar vers varkensvlees met 1 ster Beter Leven. Andere supermarkten volgen. Bij pluimvee wordt het ‘Kip van Morgen’ concept geïntroduceerd, het is vlees van kippen van een trager groeiend ras. Het concept leidt tot een verbetering van dierenwelzijn maar is niet te herkennen aan een label of keurmerk. De omzet van ‘Kip van Morgen’ concepten zit dan ook niet in de cijfers van de Monitor Duurzaam Voedsel. Onder het ‘Kip van Morgen’- concept introduceert Albert Heijn in 2014 de Hollandse Kip en Jumbo even later de Nieuwe Standaard Kip. Andere retailers volgen ook, zodat in 2017 alle verse kippenvlees ten minste ‘Kip van Morgen’ is. De opmars van 1 ster Beter Leven kippenvlees was ondertussen begonnen in 2015. Geleidelijk vervangt deze de ‘Kip van Morgen’ concepten in de schappen.

Figuur 1. Aandeel duurzame consumentenbestedingen in totale bestedingen (supermarkt, speciaalzaken en buitenhuishoudelijke markt). Bron: Agrimatie.nl
Figuur 1. Aandeel duurzame consumentenbestedingen in totale bestedingen (supermarkt, speciaalzaken en buitenhuishoudelijke markt). Bron: Agrimatie.nl

In 2021 zijn de totale consumentenbestedingen 50,6 miljard euro, de duurzame bestedingen hebben met 9,5 miljard euro een aandeel van ongeveer 19% (Figuur 1). Hiervan is 40% uit de omzet van diervriendelijker product (3,9 miljard). Niet alleen is het aandeel duurzame bestedingen toegenomen, maar ook het aandeel diervriendelijker product. Hiertoe worden gerekend: Biologisch, Beter Leven, Label Rouge, vrije uitloop en On the way to PlanetProof, de opvolger van Milieukeur. De scharrel ‘plus’ concepten uit de eerste monitor hebben mogelijk een 1 ster Beter Leven kenmerk

Het On the way to PlanetProof keurmerk is geïntroduceerd in 2017 en is te vinden op producten zoals aardappelen, uien, groente en fruit, kruiden, zuivel en eieren, en dranken. On the way to PlanetProof is gebaseerd op een integrale benadering bij de verduurzaming van producten en diensten. Bij zuivel betekent dit niet alleen dat er aanvullende eisen zijn wat betreft dierenwelzijn en gezondheid, maar ook voor andere thema’s zoals bodem, landschap, biodiversiteit en energie. Over alle productgroepen kende On the way to PlanetProof een groei in omzet van 32% in 2021 door opschaling in het supermarktkanaal.

De omzetgroei van diervriendelijker producten van 2009 naar 2022 is voor een groot deel te danken aan de groei in de omzet van producten met Beter Leven 1 ster. In de Nederlandse supermarkten ligt nu alleen nog maar 1 ster Beter Leven vers varkensvlees en in 2023 zal ook naar verwachting alle verse kippenvleesvlees 1 ster Beter Leven hebben. Een succesverhaal dus.

Consument als aanjager?

Was de consument de drijvende kracht in de markt? Eigenlijk niet. Het waren de supermarkten die, onder maatschappelijke druk, het voortouw namen en het hele assortiment aanpasten. De keuze in het schap voor het gangbare product verdween. Saatkamp et al. (2019) beschrijven dat ook de activistische dierenorganisatie Wakker Dier met de ‘plofkip’ campagne druk zette op supermarkten om diervriendelijker kippenvlees aan te bieden. Bovendien waren er voor de veehouders maatregelen beschikbaar waren zodat de verbeteringen van het dierenwelzijn goed opwegen tegen de kosten (‘kosteneffectief’ zijn). Zo konden 1 ster Beter Leven varkenshouders en kippenhouders rekenen op een vergoeding voor de onkosten van deze maatregelen door hun afnemers. Als drijvende kracht kunnen we beter de onderlinge concurrentie van de retailers op hun imago aanwijzen dan de consument. Op het aspect van kosteneffectiviteit komen we hieronder terug.

Hoe gaat het verder in de markt?

Kan het succes op de binnenlandse markt vertaald worden naar de buitenlandse markt? Dat zou mooi zijn, omdat het aandeel van de productie van varkens en kippen voor de binnenlandse markt ongeveer een derde van het totaal is. Tweederde van de productie gaat naar horeca of catering, maar voornamelijk naar het buitenland. De dieren die zijn bestemd voor deze markten worden (voornamelijk) gehouden volgens de minimum wettelijke dierenwelzijnseisen. Dit betekent dat er nog een wereld te winnen is op de exportmarkt. Nu is het zo dat bijna overal in Noordwest-Europa keurmerken voor bovenwettelijke eisen aan dierenwelzijn ontstaan zijn en producten met bovenwettelijke dierenwelzijnseisen op de markt zijn gekomen. Jammer genoeg hebben dierenwelzijnsorganisaties en/of overheden niet meteen die keurmerken op elkaar afgestemd. Er wordt nu geprobeerd om met de brancheorganisaties keurmerken te harmoniseren in het ‘Advancing sustainable animal products’-project, maar snel gaat het niet. Voorlopig is de Europese markt voor producten met bovenwettelijke eisen voor dierenwelzijn dus sterk gesegmenteerd: ieder land produceert voor de eigen binnenlandse markt of supermarkt. Het betekent dat vleesproducenten de productie onder het keurmerk zorgvuldig op de binnenlandse vraag moeten afstemmen, want voor overproductie wordt een prijs betaald waarin het keurmerk geen rol speelt, een prijs die veelal lager is. Dat laatste geldt overigens ook voor onderdelen van de kip en het varken die hier niet worden gegeten en sowieso in het buitenland moeten worden afgezet.

Wat is er mogelijk op de binnenlandse markt om de afzet van diervriendelijker producten te vergroten? De afzet naar horeca en catering vergroten? Zeker. Hier is de markt ook aan het bewegen; 200 bedrijven hebben het Better Chicken Commitment getekend met de belofte diervriendelijker kip in te kopen (Boerderij, 2021). Of kunnen de eisen voor maatregelen ten gunste van dierenwelzijn verder opgeschroefd worden? Het is de vraag of dit daadwerkelijk leidt tot een verbetering van het dierenwelzijn en tegen welke kosten. De kosten zijn vaak wel bekend, zo rekende van Horne (2021) dat de kosten voor de vleeskuikenhouder voor een ‘Kip van Morgen’ concept 20% hoger liggen dan voor een gangbare vleeskuikenhouder, de kosten voor 1 ster Beter Leven 44% hoger en voor de biologische productie (3 sterren Beter Leven) 193% hoger. Het zijn aanzienlijke kostprijsverhogingen. Maar wat is het effect op dierenwelzijn? Daar komen we eigenlijk alleen achter door dierenwelzijn echt te meten.

Dierenwelzijn meten, het kan

Het meten van dierenwelzijn van productiedieren was precies de bedoeling van het Europese Welfare Quality Project dat in 2004 van start ging. Het doel was welzijn te méten aan het dier (dierkenmerken) en niet alleen te beschrijven met behulp van zogenaamde middelvoorschriften of omgevingskenmerken, zoals de leef-oppervlakte van het dier en de beschikbaarheid van afleidingsmateriaal. Naast de EU investeerde de Nederlandse overheid ook fors in het project. In 2010 is het afgerond met wetenschappelijk beproefde protocollen om dierenwelzijn te meten voor rundvee (geen kalveren), varkens, vleeskuikens en leghennen. Met de protocollen worden scores gegeven op vier gebieden: normaal gedrag, goede gezondheid (afwezigheid van ziekte en verwondingen), goede voeding en goede huisvesting. De eerste twee gebieden worden gemeten aan het dier of de groep dieren, de laatste twee gebieden zijn middelvoorschriften. Die protocollen bleken jammer genoeg te tijdrovend en daarmee te duur voor toepassing op het individuele veehouderijbedrijf. Het Belgische ILVO heeft bijvoorbeeld inmiddels een op deze protocollen gebaseerde app ontwikkeld, waarmee veehouders dierenwelzijn op hun bedrijf kunnen scoren. Dankzij de app is het niet zo ingewikkeld meer om dierenwelzijn te meten. Er zijn meer van dit soort initiatieven.

De Jong et al. (2022) komen op basis van een meting op basis van deze protocollen tot de conclusie dat de vleeskuikens in de ‘Kip van Morgen’ concepten en met de eisen van 1 ster Beter Leven gemiddeld genomen een hoger dierenwelzijn kennen dan vleeskuikens in de gangbare productie. Dat blijft zo als de scores voor middelvoorschriften worden weggelaten en de score enkel is gebaseerd op metingen aan het dier of de groep dieren. Voor de meeste dier-gebaseerde indicatoren zijn de scores voor de gangbare vleeskuikenhouderij lager. Overigens kent elk productiesysteem een grote variatie aan uitkomsten, hoewel de variatie bij 1 ster Beter Leven kleiner is. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat boeren die voldoen aan strengere dierenwelzijnseisen de dierenwelzijnspraktijken beter kunnen toepassen of dat boeren een robuuster systeem hebben dat minder gevoelig is voor management effecten. De bevindingen laten zien dat in alle productiesystemen ruimte voor verbeteringen is.

Ouder is het onderzoek van Gocsik et al. (2016) waarin de protocollen gebruikt zijn om een expert- inschatting te maken van dierenwelzijn van:

  • gangbare pluimveevleesproductie;
  • het Volwaard scharrelkuiken dat model stond voor 1 ster Beter Leven;
  • vrije uitloop kippen (vergelijkbaar met 2 sterren Beter Leven);
  • biologische kippen (3 sterren Beter Leven) productie bij kippen.

Onderstaande figuur 2 is overgenomen uit dit onderzoek. Op de verticale as staat de dierenwelzijnsscore en op de horizontale as de kosten voor het produceren van deze kuikens (in eurocent per kilogram levend gewicht). Uit de figuur is af te lezen dat met de stap naar 1 ster Beter Leven de grootste dierenwelzijnswinst is behaald voor productiedieren, want bij 2 of 3 sterren Beter Leven loopt het niveau van dierenwelzijn juist iets terug ten opzichte van 1 ster Beter Leven. Dit komt door enkele lagere scores op de gebieden die aan het dier worden gemeten. De extra eisen die worden gesteld in het 2 en 3 sterren Beter Leven keurmerk, zoals een vrije uitloop, voegen dus qua dierenwelzijn niets meer toe. Deze eisen leiden wel tot een toename van de productiekosten. De kosteneffectiviteit van deze systemen (dierenwelzijnswinst gedeeld door de meerkosten ten opzichte van de gangbare pluimveevleesproductie) is bij deze systemen lager dan bij het 1 ster Beter Leven systeem.

Figuur 2. Kosteneffectiviteit van verschillende pluimvee productie systemen. Bron: Figuur 4 uit Gocsik et al. (2016).
Figuur 2. Kosteneffectiviteit van verschillende pluimvee productie systemen. Bron: Figuur 4 uit Gocsik et al. (2016).

Er zijn wel kanttekeningen te maken bij deze resultaten. Ten eerste kan het bij andere sectoren anders zijn. Uitkomsten in de varkenshouderij wijzen overigens wel in dezelfde richting (Hoogstra, 2019), maar een Duitse studie toont aan dat het welzijn van biologische melkkoeien juist wel hoger is dan van gangbare melkkoeien (Wagner et al., 2021). Ten tweede zijn er welzijnsrisico’s verbonden met vrije uitloop die zich in lagere scores vertalen. Als je op die risico’s maatregelen neemt, is er zeker winst te behalen. Ten derde kunnen huidige protocollen om dierenwelzijn te meten nog verbeterd worden door meer rekening te houden met gedrag en emotionele status van het dier. Bewegingsvrijheid, zonlicht en frisse lucht die de extensievere veehouderij kenmerken, kunnen daar een positieve invloed op hebben.

Het dier-gebaseerd meten kan niet alleen meer duidelijkheid geven voor het dier en de veehouder, maar ook voor consument en burger. In Nederlandse zijn in 2017 nieuwe keurmerken op de markt gekomen, waarvan dierenwelzijn een onderdeel is, het genoemde On the way to Planet Proof en het ‘Beter voor’ keurmerk dat Albert Heijn hanteert. Het wordt er niet transparanter op. Dat is ook gesignaleerd door de overheid die Milieu Centraal de opdracht heeft gegeven om voor de consument helderheid te scheppen in het woud van keurmerken. Milieu Centraal heeft daartoe een streepjessysteem ingevoerd, waarmee topkeurmerken kunnen worden onderscheiden. Dierenwelzijn is een van de thema’s op basis waarvan de streepjes worden toegekend. Naast dierenwelzijn geven de streepjes ook een oordeel over de ambitie van het keurmerk ten opzichte van wat als hoogst haalbaar wordt geacht. De categorie vlees met 1 ster Beter Leven, zoals pluimveevlees en varkensvlees met 1 ster van het Beter Leven keurmerk, hebben allebei drie van de vijf streepjes gekregen, waarmee de boodschap is dat dierenwelzijn nog flink kan verbeteren. 1 Ster Beter Leven zou dan ook geen topkeurmerk zijn. We hebben hierboven aangegeven dat het voor de vleeskuikensector een onderschatting is van wat op dierenwelzijnsgebied bereikt is in de afgelopen ruim 10 jaar, omdat 1 ster Beter Leven pluimveevlees een flinke verbetering is in dierenwelzijn ten opzichte van de gangbare houderij.

We pleiten er dan ook voor dat dierenwelzijn dier-gebaseerd gemeten wordt om vast te stellen of het dierenwelzijn daadwerkelijk hoger is in een productiesysteem dat beoogt om dierenwelzijn te verhogen. Of om veehouders op grond van resultaten te belonen voor hun inspanningen, en niet op basis van sterren en streepjes. Ze kunnen leiden tot onnodige productiekosten voor dierenwelzijn. Er kan zeker aanleiding zijn om de veehouderij te extensiveren (om ziektedruk te verminderen of stikstof te reduceren), maar dit zijn andere maatschappelijke opgaven. Voor dierenwelzijn is dier-gebaseerd meten nodig. Daarbij kan de overheid (EU en nationaal) spelregels maken om te zorgen dat dierenwelzijn dier-gebaseerd gemeten wordt. Voor de EU is er een belang om de huidige nationale segmentatie uit de Europese markt te halen, die immers bedoeld is om één markt te zijn. Dat levert voordelen voor producenten en duidelijkheid voor consumenten over de vraag of een product daadwerkelijk diervriendelijker geproduceerd is.

Bekijk ook het dossier

Elsje Oosterkamp en Luuk Vissers zijn beide werkzaam als markt- en ketenonderzoeker. Luuk Vissers heeft een promotieonderzoek uitgevoerd over duurzame pluimveehouderijsystemen. In het onderzoek van Elsje Oosterkamp is dierenwelzijn en ‘tussensegment’ een terugkerend onderwerp.

De auteurs danken Ingrid de Jong, senior onderzoeker pluimveegedrag en -welzijn, van Wageningen Livestock Research voor het kritisch mee lezen van deze longread.

Bekijk het dossier