Faciliteit

Secties op wilde fauna

Dode dieren zijn een belangrijke bron van informatie. In de sectieruimte van Wageningen Environmental Research worden jaarlijks dan ook veel doodgevonden dieren onderzocht op ecologische kenmerken. Vragen die daarbij spelen betreffen soort, geslacht, leeftijd, dieet, voortplantingsstatus, conditie en doodsoorzaak. Daarnaast worden er monsters genomen voor genetisch onderzoek (soort, geslacht, herkomstbepaling) en ecotoxicologisch onderzoek (blootstelling aan gifstoffen).

Foto: het wegen van een otter

Soort

Meestal is de soort al duidelijk op basis van uiterlijke kenmerken. Soms is er specifiek onderzoek nodig om de soort vast te kunnen stellen. Een Wilde kat is bijvoorbeeld ten opzichte van een huiskat te onderscheiden op enkele vachtkenmerken, maar nog beter aan de darmlengte en enkele skeletmaten. Uiteindelijk kan aanvullend DNA-onderzoek uitsluitsel geven.

Geslacht

Bij sommige soorten is het geslacht uitwendig zichtbaar op basis van de geslachtsorganen, het formaat of kenmerkende vacht / veren kenmerken. Bij andere soorten is inwendig onderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de buizerd waarbij kleine wijfjes en grote mannetjes uitwendig niet te onderscheiden zijn. Mocht een kadaver al in ontbinding zijn dan kan aanvullend DNA onderzoek uitsluitsel geven.

Leeftijd

Op basis van verenkleed (ruipatronen) of slijtage van het gebit is een indicatie van de leeftijd van een dier te herleiden. In enkele gevallen wordt een slijpplaatje van een tand gemaakt om op basis van het aantal groeiringen de leeftijd nader te kunnen bepalen. Bij enkele soorten kan aan de hand van botmaten en-gewichten een indicatie van de leeftijd worden verkregen. Een voorbeeld daarvan is het penisbotje bij marterachtigen.

Dieet

Door gericht de maaginhoud, en in geval van een vogel tevens de kropinhoud, te onderzoeken is een indicatie van het dieet te verkrijgen.

Voortplantingsstatus

Bij zoogdieren kan aan de hand van de ontwikkeling en status van de geslachtsorganen veel afgeleid worden over de voortplantinsstatus. Een uitstrijkje van de bijballen kan worden onderzocht op sperma, een teken van seksuele activiteit. Een sterk ontwikkeld melkklierveld is een goede indicatie voor een zogend wijfje. Tevens kan aan de baarmoeder de worpgrootte bepaald worden aan de hand van het aantal embryo’s, bevruchte eicellen of placentalittekens. Bij vogels kan de ontwikkeling van de testikels of ovaria aangeven of een dier in de voortplantingsfase was of niet, aangezien dat veelal slechts een korte fase per jaar betreft.

Conditie

De hoeveelheid vet en de mate van bespiering vormen een goede indicatie van de conditie van een dier. Bij vogels kan tevens naar de veerkwaliteit gekeken worden door het bestuderen van het aantal weeffoutjes of hongermaliën in de veren. Dit geeft een indicatie van de voedselkwaliteit ten tijde van de bouw van het verenkleed.

Doodsoorzaak

De meeste dieren die worden onderzocht zijn verkeersslachtoffers. Af en toe wordt een dier dood in het veld gevonden en is de doodsoorzaak niet direct duidelijk. Op basis van de vastgestelde conditie, kwetsuren en eventueel aangetroffen afwijkingen kan toch vaak de doodsoorzaak worden achterhaald. In enkele gevallen is aanvullend onderzoek noodzakelijk, zoals toxicologisch onderzoek naar de hoeveelheid organische microverontreiniging als PCBs en bestrijdingsmiddelen of zware metalenbelasting. Ook deze ecotoxicologische analyses kunnen in de laboratoria van Wageningen Environmental Research worden verricht.