Project
Verbeteren van de bodemkwaliteit in de biologische fruitteelt
Verminderde bodemkwaliteit bij fruitbomen kan leiden tot een slechte kwaliteit van de vruchten en tot meer problemen met ziekten en plagen. Regen- en oorwormen hebben een positieve invloed op de bodemkwaliteit, net als vlinderbloemige gewassen. Door de invloed van deze organismen op de bodemkwaliteit te bestuderen, willen de onderzoekers aanbevelingen doen over hoe ze ingezet kunnen worden om de kwaliteit van het Nederlandse biologische fruit te verbeteren.
De Nederlandse biologische fruitteelt heeft de laatste 30 jaar hard gewerkt om ook een plek te veroveren in de Nederlandse fruitteelt. Sommige biologische bestrijdingsmiddelen kunnen helaas een negatief effect hebben op de uiterlijke kwaliteit van de vruchten. Een verminderde bodemkwaliteit kan ook leiden tot verminderde vruchtkwaliteit, en tot het meer ziekten en plagen.
Om voldoende grote vruchten te produceren hebben fruitbomen genoeg stikstof nodig. Een slechte bodemkwaliteit leidt vaak tot een lager stikstofaanbod, waar biologische bemesting niet altijd goed bij helpt. Het verbeteren van de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld door zuurstoftekort te voorkomen en het stikstofleverend effect van vlinderbloemige gewassen te verbeteren, kan het stikstofprobleem worden opgelost.
Voor het bestrijden van plagen zijn oorwormen een goede bondgenoot, want zij zijn natuurlijke belagers van een aantal plaaginsecten. Aangezien oorwormen hun nesten in de bodem hebben, zijn ook zij erg afhankelijk van een goede bodemkwaliteit. Regenwormen zijn nodig om ziekten te voorkomen. Door de bladvertering door regenwormen te stimuleren wordt bijvoorbeeld voorkomen dat schurft overwinterd. De onderzoekers willen daarom kijken naar de mogelijkheden om regen- en oorwormen te stimuleren.
De rol van bodemkwaliteit en de afhankelijkheid van biologische bestrijdingsmiddelen zijn ook afhankelijk van de onderstam die wordt gebruikt. Onderzocht wordt of nieuwe onderstammen ook kunnen leiden tot betere vruchtkwaliteit en minder plagen.
Doelen
Het ontwikkelen van praktisch toepasbare kennis over biologisch bodembeheer en gewasgerelateerde systeemaanpassingen (de rol van onderstammen) die:
- De fruitboomteelt minder afhankelijk maakt van bestrijdingsmiddelen en stikstofaanvoer door bemesting;
- De fruitbomen optimaal met een goede vruchtkwaliteit laat produceren.
Aanpak
- Op bedrijven wordt getest hoe met bladverterende regenwormen en de stimulatie van microbieel bodemleven de bladvertering verbeterd kan worden.
- Drie strategieën worden getest om de activiteiten van regen- en oorwormen te stimuleren.
- Vier nieuwe appelonderstammen worden getest op de bestendigheid tegen plagen (voornamelijk bloedluis en Pratylenchus penetrans; een bodemnematode) en opname van nutriënten (voornamelijk stikstof).
- Er wordt gezocht naar het meest gunstige aanbod van bodemstikstof voor fruitbomen, en hoe deze verzekerd kan worden zonder helemaal afhankelijk te zijn van bemesting, door bijvoorbeeld de stikstoflevering van vlinderbloemige gewassen (bijvoorbeeld grasklaver) te verbeteren.
Resultaten
Het onderzoek wil:
- Het bodemleven bij fruitbomen stimuleren om een betere bladvertering te verzorgen.
- De bodemstructuur verbeteren om de aanwezigheid van oorwormen te stimuleren.
- Nieuwe onderstammen vinden die beter bestand zijn tegen plagen en nutriënten beter opnemen.
- Het bodemstikstofaanbod beter afstemmen op de behoefte van de fruitbomen.
- Zuurstoftekort in de bodem voorkomen om de stikstofbeschikbaarheid in de bodem te verbeteren.
- De stikstoflevering van de teelt van vlinderbloemigen verbeteren.
Deze resultaten zullen de fruitteelt sector van meer zekerheid voorzien, en minder afhankelijk maken van bestrijdingsmiddelen. Op maatschappelijk gebied zal dit betekenen dat er meer biologische fruitproducten in Nederland geteeld kunnen worden, wat beter is voor het milieu. Wetenschappelijk zal er meer inzicht verkregen worden in de mate waarin regen- en oorwormen in het fruitteelt-systeem beheerd kunnen worden, hoe het verbeteren van de zuurstofvoorziening in de bodem het stikstofaanbod kan verbeteren, en hoe geringe stikstofwerkzaamheid van vlinderbloemige gewassen in de fruitteelt verklaard kan worden.