Longread

Gelia Castillo, de tweede vrouwelijke eredoctor van Wageningen University (1983)


Gelia Castillo ontving in 1983 als tweede vrouw een eredoctoraat van Wageningen University. Geboren en werkzaam in de Filippijnen, was zij de eerste vrouw uit de niet-westerse wereld die een dergelijke eer te beurt viel. Dit portret is onderdeel van de serie Inspirerende Vrouwen uit het Verleden van WUR.

Prof. dr. Gelia Tagumpay Castillo (1928-2017) startte haar internationale loopbaan als ruraal socioloog met een studie aan Penn State University en promotie aan Cornell. Na haar terugkeer bij het College of Agriculture aan de University of the Philippines Los Baňos (UPLB) in 1960, werd ze achtereenvolgens professor (1972) en leerstoelhouder (1988). Gedurende haar loopbaan zowel in de Filippijnen als internationaal werd zij veelvuldig geëerd. Toch wordt haar sleutelrol voor vrouwen in rijstproductiesystemen in de tachtiger jaren nauwelijks erkend. Het buur-instituut van UPBL, IRRI (International Rice Research Institute) heeft bijzonder veel baat gehad bij haar langdurige betrokkenheid als consultant tot zij d op de 85-jarige leeftijd in 2013 terugtrad.

Veel van haar ontelbare publicaties zijn ook vandaag nog van belang. Ze heeft bijgedragen aan het wegnemen van de Westerse bias en aan interdisciplinaire samenwerking en participatieve methodens. Nadat IRRI zich in 1960 vlakbij UPLB had gevestigd, werd Gelia een zeer gewaardeerde medestander als sociaal wetenschapper tussen levenswetenschappers. Binnen CGIAR werd ze in 1983 als eerste vrouw benoemd tot voorzitter van de Raad van Bestuur van het CIP (International Potato Centre, Peru).

Ze was lid van vele bestuursraden en toetsingscommissies, en werd veelvoudig geëerd, zowel nationaal als internationaal. Haar 11-jarige deelname (1979-1990) aan het bestuursorgaan van het Canadese IDRC is bij uitstek noemenswaardig. Na haar emeritaat in 1993, bleef zij actief tot ze de leeftijd van 85 jaar bereikte 2013. CIP-collega’s prijzen haar als een constante bron van advies en inspiratie. IRRI-directeur Matthew Morell spreekt vooral over haar intellect, levenslange nieuwsgierigheid en passie voor kennis. Eenieder die haar ontmoette als collega of begeleider herinnert zich haar als een wijze, genuanceerde, scherpzinnige en inspirerende persoonlijkheid. Ze wordt duidelijk gemist sinds haar overlijden in 2017.

Haar diepgewortelde belangstelling voor rijst

Als socioloog met een focus op de rurale gebieden was Gelia zich welbewust van het belang van rijst. Dit gewas achtte zij van cruciaal belang voor de landbouw en de voedselvoorziening en speelde daarom een sleutelrol in onderzoek en ontwikkeling. “Wellicht omdat we het elke dag eten. We kunnen niet zonder. Dat geldt voor zowel de armen als de rijken. Je kan er niet omheen. Het is er altijd. Wat er ook gebeurt, het is er altijd. En als het er niet is, kun je het maar beter gaan zoeken.” Toen IRRI in de jaren zestig naast UPLB gevestigd werd, waren er echter zorgen en twijfels.

Emeritus professor Gelia T. Castillo bij proefvelden, ca 1998. Bron: IRRI
Emeritus professor Gelia T. Castillo bij proefvelden, ca 1998. Bron: IRRI

IRRI-8: Wonderrijst?

De aangewakkerde interesse in rijst en IRRI is mogelijk haar motivatie geweest voor haar media-analyse rond IR8, de eerste hoogproductieve rijstssoort die door IRRI werd gelanceerd in 1966. Zij legde bloot hoe de pers IR8 als een wonder aanprees, waardoor het bekend werd als een mijlpaal in de Groene Revolutie. Gelia Castillo citeerde echter de bescheidenheid van onderzoekers, die ook de beperkingen en nadelen beschreven. Zij kwam tot de conclusie dat het debat vooral door ideologie gedreven werd. Castillo: “Want hoewel een rijstkorrel een rijstkorrel is, hebben de mensen die rijst eten, verbouwen, kopen, ontwikkelen en erover schrijven, allemaal een ideologie, ook als die verpakt is als ‘geruchten in het agrarisch circuit’.” Later leek het wonder van IR8 verdwenen en werd met de spotnaam Cadillac Rice de Amerikaanse tussenkomst en onbetaalbaarheid gehekeld.

De Aziatische context

De controverse over de nieuwe soorten leidde in 1975 tot haar boek All in a Grain of Rice. Hierin analyseerde ze de sociaal-economische gevolgen van de nieuwe rijstsoorten en technologieën . Het is een voorbeeld van een kritische synthese waarin zij de empirische data nauwkeurig in hun context plaatste en naar sociale verschillen uitwerkte. Volgens haar waren dergelijke studies hard nodig binnen de Aziatische en Filipijnse context. Ze zouden bijdragen aan kennis die op empirisch bewijs steunde en aan de hiaten in de Westerse ideeën en studies aan het licht brengen. Volgens eenzelfde aanpak schreef ze ook over jongeren, vrouwen of boerengezinnen in ongunstige omstandigheden.

De ideale rurale socioloog

In veel publicaties pleitte zij met veel elan voor hoe actie, beleid, onderzoek en theorie op interdisciplinaire wijze en op meerdere vlakken te combineren. In 1964, bijvoorbeeld, beschreef ze eerst de ideale rurale socioloog. Ze benadrukte vervolgens de noodzaak om in ontwikkelingsprojecten oude (westerse) ideeën over traditionele gemeenschappen tegen het licht te houden en acties aan onderzoek en theorie te koppelen. Ze riep daarbij op de boeren en hun werk beter te leren kennen en de communicatie met ontwikkelingswerkers en beleidsmakers te verbeteren. Ze beschouwde expertise in rurale sociologie als een basisvoorwaarde voor dit doel.

Integrale genderbenadering

Deze inzichten en de steun van Castillo waren van cruciaal belang voor het opnemen van vrouwenbelangen in IRRI’s onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen. Onder directeur M.S. Swaminathan organiseerde IRRI als eerste CGIAR-instituut een Vrouwen in Rijstproductiesystemen-congres in 1983, dat leidde tot het WIRFS (Women in Rice Farming Systems) programma. Dit werd opgenomen in het Asian Rice Farming Systems Network (ARFSN) om interdisciplinariteit te garanderen. Participatiemethodes werden gebruikt om het perspectief van vrouwen zelf mee te nemen. Later pleitte Gelia ervoor voormalig genderspecifieke domeinen volledig te integreren: “Er is geen reden om voeding, geboortebeperking, hygiëne en gezondheid niet aan te snijden met de mannen in een huishouden, op dezelfde wijze als wij ervoor pleiten dat vrouwen leren over moderne agrarische technologie, ongeacht of zij fysiek deelnemen aan het boerenbedrijf. Beslissingen in het boerenbedrijf en het huishouden staan niet los van elkaar (…).

Prof. dr. Gelia T. Castillo nadat zij een eredoctoraat van de WU ontving op de Dies Natalis op 9 maart 1983, samen met Rector Prof. dr. C.C. Oosterlee en de twee andere eredoctoren H. de Bakker en J. Gremmen. Bron: Wagenings Hogeschoolblad 11 maart 1983, p. 4; fotograaf: Rein Heij
Prof. dr. Gelia T. Castillo nadat zij een eredoctoraat van de WU ontving op de Dies Natalis op 9 maart 1983, samen met Rector Prof. dr. C.C. Oosterlee en de twee andere eredoctoren H. de Bakker en J. Gremmen. Bron: Wagenings Hogeschoolblad 11 maart 1983, p. 4; fotograaf: Rein Heij

In 1983 geëerd in Wageningen

Op 9 maart 1983 ontving Prof. dr. Gelia Castillo een eredoctoraat in Wageningen uit handen van Prof.dr.ir. Dirk van Dusseldorp, hoogleraar Rurale Sociologie in de Tropen en Subtropen. Het toenmalige WUR-tijdschriftWagenings Hogeschoolbladpubliceerde een paginagroot interview met haar en kondigde een seminar met haar aan: Technologieoverdracht in een Imperfecte Wereld. Het interview onderstreepte haar betrokkenheid bij de voedselsituatie, de positie van vrouwen en het functioneren van agrarisch onderwijs en voorlichting. Gevraagd naar haar oordeel over de Groene Revolutie erkende Gelia dat de nieuwe technologieën weinig tot geen soelaas boden aan families die boerden onder minder gunstige omstandigheden. Maar zij weersprak dat de schuld voor de verslechtering van de situatie van vrouwen, de rurale bevolking zonder land en stedelijke armen uitsluitend bij de nieuwe technologieën lag. Ze riep westerse onderzoekers op niet te preken maar bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe methodes en empirisch bewijs. Ze gaf aan te hopen dat dit vooral bij Wageningse studenten aangemoedigd zou worden, aangezien deze studenten klaarblijkelijk graag praktisch met boeren werkten.

Gezonde onderzoekssamenwerking: voorbij de koloniale geschiedenis en levenswetenschappen

In een uitgebreider stuk over onderzoekssamenwerking stelde Gelia dat de Noord-Zuid verhoudingen van de koloniale geschiedenis gemakkelijk konden leiden tot uitbuiting. Ze beschreef vijf types “ongezonde” samenwerkingsverbanden. Doorslaggevend voor succes achtte zij de aanwezigheid van gezamenlijke belangen en wederzijds vertrouwen. Toch bleken Zuid-Zuid samenwerkingen niet per se beter, aangezien er grote regionale verschillen zijn. Ook ging ze in op problemen in de samengewerking tussen nationale en internationale agrarische onderzoeksystemen. Aangezien de nationale partners als de zwakkere werden behandeld, legde Gelia uit hoe het daardoor ontstane ‘partnerschap syndroom’ overwonnen kon worden. Tot slot besprak ze hoezeer interdisciplinariteit haar eigen uitdagingen had, met name in samenwerking tussen levenswetenschappers en antropologen, economen en sociologen. Vervolgens deelde ze vanuit haar ervaring dat partnerschappen tijd nodig hadden om te groeien alsook leiders van hoge kwaliteit om het volte houden. We eindigen met haar eigen slotuitspraak:“Wanneer het beste van de wetenschap en de beste wetenschappers toegewijd zijn aan de problemen van minderbedeelden, brengt de wetenschap gelijkheid en menselijkheid tot verdere ontwikkeling. In onze zoektocht naar duurzaamheid smeedt wetenschap ook een verbond met inheemse kennis. Ook de ‘zwakken’ kunnen bijdragen aan de ‘sterken’.”