
Longread
‘We willen eigenlijk in het hoofd van de paling kruipen’
De paling is een fascinerende en mysterieuze, maar ook bedreigde vis. Onderzoekers proberen meer te weten te komen over de spectaculaire migratie van de aal. De trektocht van duizenden kilometers tussen zoet en zout water is inmiddels een hindernisbaan van dammen, dijken en sluizen geworden.
Een ongelofelijke reis, zo kunnen we de voortplantingscyclus van de Europese aal (Anguilla anguilla) wel noemen. Bijna volwassen palingen – schieralen genoemd - zwemmen uit de rivieren, meren, poelen en sloten van Europa naar zee. Ze steken de Atlantische Oceaan over om zo’n 6.000 kilometer verder te paaien, in de Sargassozee. Na het paaien gaan ze waarschijnlijk snel dood. Uit de eitjes komen larfjes die met de oceaanstromen naar Europa komen en tijdens die reis uitgroeien tot zogenaamde glasalen. Aan de kust aangekomen zijn ze circa zeven centimeter groot. Ze trekken het zoete water in, waar ze opgroeien tot schieraal. Ergens tussen hun tiende en dertigste levensjaar zoeken ze de oceaan weer op om op hun beurt voor nageslacht te zorgen.

‘Het is werkelijk een bizar idee dat zo’n palinglarve de hele oceaan oversteekt op weg naar het zoete water’, zegt Ben Griffioen, onderzoeker bij Wageningen Marine Research, een onderzoeksinstituut van Wageningen University & Research. ‘Er zijn meer vissen die migreren tussen zoet en zout water, maar de afstanden die de paling aflegt, vind ik echt bijzonder.’
Het is werkelijk een bizar idee dat zo’n palinglarve de hele oceaan oversteekt op weg naar het zoete water
Andere palingsoorten doen hetzelfde. ‘De Amerikaanse paling paait ook in de Sargassozee, maar hun larven nemen een andere afslag’, zegt Reindert Nijland, universitair hoofddocent Moleculaire Mariene Ecologie bij Wageningen University & Research. ‘Zij kiezen voor de zeestroming naar Noord-Amerika. De Japanse paling, die in grote delen van Azië voorkomt, paait ook in zout water, maar dan in de Grote Oceaan.’
Griffioen en Nijland behoren tot de Werkgroep Aal van Wageningen University & Research, waarin dertig onderzoekers vanuit allerlei disciplines in allerlei onderzoeken proberen de geheimen van de aal te ontsluieren. Want er is heel veel aan de paling dat we nog niet weten.
Ophopingen van alen
Bijvoorbeeld: wat beweegt de vis om aan zijn spectaculaire trektocht te beginnen? ‘Waarschijnlijk heeft het te maken met afwatering: als er veel regen valt, is het heel energie-efficiënt om met die afvoer richting zee te zwemmen’, zegt Nijland. ‘De piek van de migratie ligt daarom meestal in het najaar. Maar we zien nu jaarrond wel enige trek plaatsvinden.’ De precieze locatie waar de alen paaien? Onbekend. Niemand heeft ooit palingeitjes of paaiende alen aangetroffen in de oceaan. Hoe ze hun weg vinden, welke route ze precies nemen – wie het weet, mag het zeggen.
We weten ook nauwelijks wat de larven eten op hun lange reis naar de Europese kust. ‘Vermoedelijk allerlei micro-organismen en zoöplankton. De larven hebben aanvankelijk niet eens een handige bek, de tandjes grijpen in elkaar als een soort kooi. Mogelijk nemen ze voedsel op door de huid. Hun dieet verandert ook tijdens de reis.’ We begrijpen tenslotte ook niet goed wat nu het evolutionaire nut is van deze opzienbarende manier van voortplanten. ‘We kunnen daar flink over speculeren. Het moet hoe dan ook wel een succesvolle strategie geweest zijn, anders zou de paling allang zijn verdwenen.’

Toch is dat nu precies wat er dreigt te gebeuren. Want hoe succesvol de voortplantingsstrategie ooit was, tegenwoordig stelt die de paling voor fikse obstakels. Letterlijk: de Europese rivieren zijn veranderd in hindernisbanen met talloze sluizen, dammen, dijken, waterkrachtcentrales, gemalen en pompen, die zowel het vertrek van de schieralen als de intocht van glasalen bemoeilijken.
Wat doen palingen als ze niet langs zo’n obstructie kunnen? ‘De drang tot migreren is zo groot dat alen die niet snel zullen staken’, zegt Griffioen. ‘We onderzoeken met akoestische camera’s en zenders hoe schieralen zich gedragen bij een barrière en in hoeverre het ze lukt om de zee te bereiken. Als ze door gemalen proberen te zwemmen, lopen ze grote risico’s. Is er helemaal geen uitweg, dan kunnen schieralen soms jarenlang in het binnenwater opgesloten zitten.’
De drang tot migreren is zo groot dat de alen die niet snel zullen staken
Glasalen zijn te klein om te kunnen uitrusten met een zender. Groepen glasalen worden daarom handmatig met kleurtjes gemerkt om ze te kunnen volgen. ‘We doen dit om te berekenen hoeveel glasalen aankomen of hoelang ze ergens worden tegengehouden. Soms krijg je ophopingen van honderdduizenden tot miljoenen glasalen langs de kust. Als ze geen ingang vinden, weten we niet precies wat hun lot is. Vermoedelijk krijgen ze dan te maken met voedselgebrek of een verhoogde predatiedruk. Sommige glasalen zullen noodgedwongen kiezen om dan maar in zout water op te groeien, anderen zwemmen verder langs de kust. Ze gaan bijvoorbeeld van Katwijk richting IJmuiden of de Afsluitdijk op zoek naar alternatieve routes.’
Individuele karakters
Barrières in de waterwegen zijn niet het enige probleem waar de alen mee te kampen hebben. Visserij (legaal en illegaal), scheepsschroeven, watervervuiling, onnatuurlijke waterstromen in sterk gereguleerde gebieden die ze tijdens de trek in de war brengen – al die factoren hebben gezorgd voor een crash van het aalbestand. De aankomst van glasaal is nog maar een fractie van wat die ooit was. De soort staat dan ook als ‘ernstig bedreigd’ op de Rode Lijst van IUCN.

Via de onderzoeksprojecten van de Werkgroep Aal wil Wageningen University & Research bijdragen aan bescherming van de paling en herstel van de populatie. Onderzoeksvragen zijn er genoeg. Hoe gaat de paling bijvoorbeeld om met vispassages in dammen en sluizen? Griffioen: ‘De neiging bestaat om een vinkje te zetten en te denken dat het geregeld is als ergens een vispassage is aangebracht. Maar we weten nog maar nauwelijks of die goed helpen. Schieraal volgt de hoofdstroom van het water, omdat die het snelst gaat, waardoor ze vaak niet bij vispassages in de buurt komen.’
Er zijn palingen die “roekeloos” voorbij een gemaal proberen te komen, maar andere zijn meer op hun hoede
Het karakter van een individuele paling blijkt ook een rol te spelen in de omgang met barrières. ‘Er zijn palingen die “roekeloos” voorbij een gemaal proberen te komen, maar andere zijn meer op hun hoede. Ze laten zich dan op de stroom mee drijven, met hun staart naar voren, zodat ze snel de andere kant op kunnen zwemmen bij gevaar. Weer andere zijn nog voorzichter en draaien op grote afstand al om. Met onze onderzoeken proberen we hun gedrag zo goed mogelijk te begrijpen. We willen eigenlijk in het hoofd van de paling kruipen. Op die manier kunnen we maatregelen adviseren om die barrières palingvriendelijker te maken.’
Al die obstakels in het water kunnen ook nog eens resulteren in onbedoelde selectie van palingen. Nijland: ‘In plaats van natuurlijke selectie krijg je een soort kunstmatige selectie, bijvoorbeeld op gedrag, stress-tolerantie of formaat. De grotere vrouwtjes zijn kwetsbaarder dan de kleinere mannelijke schieralen bij het passeren van turbines. Over die selectiedruk weten we ook nog maar weinig.’
A.I.-camera’s
Inmiddels is er een nationale barrièrekaart voor de glasaal opgeleverd. ‘Voor de schieraal hadden we die al, maar nu is er ook een lijst van knelpunten en knooppunten die voor de glasaal belangrijk zijn’, zegt Griffoen. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de zintuigen van alen om te leren hoe ze hun weg vinden (voornamelijk op geur) en hoe ze reageren op zogenaamde ‘lokstromen’ met geurstoffen of zoet-zout gradiënten in het water. Ook worden er sensing boxes geplaatst die vol zitten met camera’s, sensors en hydrofoons om de trek van de alen in kaart te brengen. ‘We gebruiken een heel palet aan merkjes, sensors en zenders om de paling te volgen. Sinds kort ook met A.I.-videocamera’s die allerlei vissoorten die langskomen kunnen herkennen en registreren.’

Een andere innovatie is de inzet van eDNA-sensors, die in het water de aanwezigheid van aal-DNA kunnen meten in bijvoorbeeld achtergelaten huidcellen en ontlasting. Nijland: ‘We verwachten binnenkort via eDNA ook onderscheid te kunnen maken tussen schieraal en glasaal. Via zogenaamde DNA-mythelering zullen we dan ook aan eDNA de leeftijd en het geslacht van de alen kunnen vaststellen. Dat is allemaal cruciale informatie om de status van de populatie en de reproductiecapaciteit helder te krijgen.’
Met de uitkomsten van de studies kunnen overheden beheersmaatregelen nemen om de paling te hulp te schieten. Griffioen werkt bij Wageningen Marine Research voor opdrachtgevers als Rijkswaterstaat en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Bij de Wageningen Universiteit is Nijland actief in diverse academische onderzoeksprogramma’s om de kennishiaten ten aanzien van de aal te dichten. Omdat de paling letterlijk een grensoverschrijdende vis is, kan hij alleen via internationale samenwerking worden beschermd. De Wageningse Werkgroep Aal werkt daarom samen op Europees niveau binnen de ICES Working Group of Eels en wereldwijd via het interdisciplinaire onderzoeksnetwerk COST Action EEL SUPPORT.
Een paling hoeft maar één keer dood te gaan ergens in de cyclus en je bent hem kwijt
‘Als je de paling wilt beschermen, heb je een holistische blik nodig’, legt Griffioen uit. ‘Het is niet genoeg als het in Nederland een beetje beter gaat met de paling, als dat in de rest van Europa niet zo is. Of als je alleen iets doet om de intrek van glasalen te verbeteren, zonder oog te hebben voor het achterland. De schieralen moeten er later ook weer uit kunnen, anders zou je onbedoeld een ecologische sink creëren.’ Nijland: ‘Een paling hoeft maar één keer dood te gaan ergens in de cyclus en je bent hem kwijt. Juist die unieke voortplantingscyclus van de aal maakt het onderzoek zo uitdagend – en fascinerend.’