Minder vlees helpt mens én planeet – maar waar blijft de duidelijke koers?

- dr. JC (Hans) Dagevos
- Senior onderzoeker / consumptiesocioloog / Research fellow
Minder vlees en zuivel eten is beter voor gezondheid én klimaat. Toch loopt Nederland achter op het overheidsdoel om in 2030 de helft van onze eiwitten uit plantaardige bronnen te halen. Volgens consumptiesocioloog Hans Dagevos van Wageningen Social & Economic Research ontbreekt het aan een duidelijke beleidskoers om consumenten, bedrijven en overheid in dezelfde richting te laten bewegen. ‘Over de winstpunten van minder vlees is de wetenschap duidelijk,’ zegt Dagevos. ‘Maar zolang politieke daadkracht ontbreekt, blijft de transitie naar een duurzamer voedingspatroon kwetsbaar.’
Op weg naar een duurzame toekomst ligt het voor de hand om niet alleen de uitstoot van de industrie, luchtvaart en autoverkeer te beperken. Ook het aanbod aan voedingsmiddelen moet veranderen, om verdere opwarming van het klimaat tegen te gaan. De CO2-uitstoot van dierlijke producten is over het algemeen veel hoger dan die van plantaardige producten. Dit geldt ook voor andere vormen van milieuvervuiling door de veehouderij, zoals landgebruik, watergebruik en vervuiling van water en bodem.
“De boodschap is dat je jezelf en de planeet een dienst bewijst door je consumptie van vlees en zuivel te matigen”
Een plantaardig dieet heeft bovendien bewezen effecten op de volksgezondheid. Daarom streeft de overheid naar een andere verhouding in eiwitconsumptie: 50% dierlijk, 50% plantaardig. ‘Maar het recente verleden en de huidige praktijk leren dat zo’n half-om-half-doelstelling van de overheid niet gemakkelijk vóór 2030 te realiseren is’, vertelt Dagevos. ‘Om dit doel dichterbij te brengen, is gericht en actief overheidsbeleid nodig.’
Aandacht voor vraag van consument
Dagevos volgt sinds 1997 vanuit zijn onderzoek bij WUR ook het landbouwbeleid. Hij ziet het eerste obstakel in het feit dat het beleid zich vooral richt op het aanbod van producten, terwijl de vraag van de consument te weinig aandacht krijgt. ‘Landbouwbeleid is sterk gericht op productie en het aanbod op de markt. Dat is altijd zo geweest’, zegt Dagevos. ‘In de jaren ’90 veranderde dit door actuele thema’s als voedselveiligheid en genetische modificatie. De rol van de consument en de vraag naar producten kwamen langzaam in beeld.’ Binnen WUR richtte Dagevos zich vroeg op onderzoek naar de rol van de consument, toen nog een relatief nieuw thema.

De rol van consumenten is cruciaal: zonder andere voedingskeuzes zal de overheidsdoelstelling van een 50:50-eiwitverhouding niet gehaald worden. Foto: Shutterstock.
‘Ook als het om de eiwittransitie gaat, zie je dat het beleid sterk gericht is op het aanbod van plantaardige producten. Maar de rol van de consumenten in dit veranderingsproces is cruciaal: de overheidsdoelstelling van een 50:50-verhouding draait immers om gedragsverandering in de consumptie. Zonder andere voedingskeuzes van consumenten zal het doel niet worden gehaald.’
Politisering
Op dit moment is er geen uitzicht op vervolgonderzoek naar de vraag hoe consumenten zijn te bewegen tot minder vleesconsumptie, en vooral hoe zij zo’n verandering kunnen accepteren en omarmen. Verdere inzichten op dit vlak kunnen juist waardevolle handvatten bieden voor toekomstig beleid. ‘Er ontbreekt een duidelijke beleidslijn om consumenten actief bij deze transitie te betrekken en de vraag daadwerkelijk te veranderen.’ Volgens Dagevos ligt dit mede aan de politieke gevoeligheid van het onderwerp. ‘We hebben hier een actueel voorbeeld van een thema binnen het WUR-onderzoeksdomein dat onmiskenbaar gepolitiseerd is. Minder vlees eten schúúrt. Het heeft aan beleidsprioriteit ingeboet, en ook het eiwitdoel lijkt de afgelopen tijd aan overtuigingskracht en urgentie te hebben verloren. Juist een duidelijke beleidskoers is belangrijk: die geeft het signaal dat de overheid richting wil geven, en biedt ketenpartijen en consumenten houvast en erkenning.’
“Een duidelijke beleidskoers biedt ketenpartijen en consumenten houvast en erkenning”
Consumenten staan open voor verandering
De huiver vanuit de politiek om zich met consumptie in het algemeen te bemoeien en vleesconsumptie in het bijzonder hangt ook weer samen met maatschappelijk draagvlak. ‘De aanname is vaak dat er geen draagvlak is voor beleid dat eetgewoonten stuurt. Maar we weten uit verschillende studies dat er meer acceptatie is dan politici en beleidsmakers vermoeden. Wie simpelweg zegt dat iedereen minder vlees en zuivel moet eten, jaagt consumenten in de weerstand. Maar dat is de boodschap niet. De boodschap is dat je jezelf en de planeet een dienst bewijst door je consumptie van vlees en zuivel te matigen.’
Tussen wetenschap en beleid
Kloof tussen wetenschap en beleid
In het onderzoek dat Dagevos en collega’s uitvoerden binnen het LVVN-project Versnellingsagenda nieuwe eiwitten (2023–2024), zagen ze dat onderzoekers vaak maar beperkt aandacht besteden aan beleidsaanbevelingen. ‘Dat is jammer,’ zegt Dagevos. ‘Het is niet de taak van onderzoekers om op de stoel van de politicus of beleidsmaker te gaan zitten, maar we helpen hen ook niet door zonder toelichting te stellen dat ons werk voor hen “van belang” is. Onderzoekers zouden meer moeite mogen doen om beleid te voorzien van concrete en toepasbare informatie over wat onderzoeksresultaten betekenen voor het handelingsperspectief van beleidsmakers.
Tegelijk is het belangrijk dat beleidsmakers zich laten informeren door wat de wetenschap te zeggen heeft, ook als dat niet past binnen hun politieke werkelijkheid van het moment. Anders blijft er een kloof bestaan tussen wetenschap en beleid.’

Werelden bij elkaar brengen
‘Breng je die werelden dichter bij elkaar’, vervolgt Dagevos, ‘dan valt op dat beleidsmakers kiezen voor maatregelen die gering ingrijpen op de persoonlijke levenssfeer van mensen. Informeren bijvoorbeeld. Er is nog weinig onderzoek naar harde maatregelen om vleesconsumptie te verminderen. We kunnen ook niet naar het buitenland kijken, want er is nergens uitgesproken beleid om vlees eten te verminderen. Hierdoor doen wetenschappers weinig harde uitspraken over de (onbedoelde) effecten van harde beleidsinterventies, zoals prijsmaatregelen of restricties aanbrengen in het vleesaanbod. Wat beleidsmakers vervolgens weer geen houvast biedt om tot strengere maatregelen over te gaan.’
‘In de praktijk is het bovendien vaak lastig om te achterhalen waar beleidsmedewerkers daadwerkelijk mee geholpen zijn,’ zegt Dagevos. ‘Je hebt te maken met wisseling van bewindspersonen en veranderende beleidsbehoeften. Je hebt discussie over hoe kennis het beleid kan informeren. Ik heb ervaren dat het voor de science-policy interface,de verbinding tussen wetenschap en beleid, heel belangrijk is om blijvend energie te houden op een constructieve samenwerking tussen onderzoekers en beleidsmakers.’


Kloof tussen wetenschap en beleid
In het onderzoek dat Dagevos en collega’s uitvoerden binnen het LVVN-project Versnellingsagenda nieuwe eiwitten (2023–2024), zagen ze dat onderzoekers vaak maar beperkt aandacht besteden aan beleidsaanbevelingen. ‘Dat is jammer,’ zegt Dagevos. ‘Het is niet de taak van onderzoekers om op de stoel van de politicus of beleidsmaker te gaan zitten, maar we helpen hen ook niet door zonder toelichting te stellen dat ons werk voor hen “van belang” is. Onderzoekers zouden meer moeite mogen doen om beleid te voorzien van concrete en toepasbare informatie over wat onderzoeksresultaten betekenen voor het handelingsperspectief van beleidsmakers.
Tegelijk is het belangrijk dat beleidsmakers zich laten informeren door wat de wetenschap te zeggen heeft, ook als dat niet past binnen hun politieke werkelijkheid van het moment. Anders blijft er een kloof bestaan tussen wetenschap en beleid.’

Werelden bij elkaar brengen
‘Breng je die werelden dichter bij elkaar’, vervolgt Dagevos, ‘dan valt op dat beleidsmakers kiezen voor maatregelen die gering ingrijpen op de persoonlijke levenssfeer van mensen. Informeren bijvoorbeeld. Er is nog weinig onderzoek naar harde maatregelen om vleesconsumptie te verminderen. We kunnen ook niet naar het buitenland kijken, want er is nergens uitgesproken beleid om vlees eten te verminderen. Hierdoor doen wetenschappers weinig harde uitspraken over de (onbedoelde) effecten van harde beleidsinterventies, zoals prijsmaatregelen of restricties aanbrengen in het vleesaanbod. Wat beleidsmakers vervolgens weer geen houvast biedt om tot strengere maatregelen over te gaan.’
‘In de praktijk is het bovendien vaak lastig om te achterhalen waar beleidsmedewerkers daadwerkelijk mee geholpen zijn,’ zegt Dagevos. ‘Je hebt te maken met wisseling van bewindspersonen en veranderende beleidsbehoeften. Je hebt discussie over hoe kennis het beleid kan informeren. Ik heb ervaren dat het voor de science-policy interface,de verbinding tussen wetenschap en beleid, heel belangrijk is om blijvend energie te houden op een constructieve samenwerking tussen onderzoekers en beleidsmakers.’
Voorzet voor beleidsmakers
In een poging om vanuit het onderzoek aan beleidsmakers te laten zien wat de beleidsopties zijn als het gaat om consumenten minder vlees te laten eten, brachten Hans Dagevos en collega Marleen Onwezen diverse mogelijkheden bij elkaar. Ze legden die langs een interventieladder met onderaan ‘zachte’, minder ingrijpende maatregelen en naar boven toe steeds ‘harder’ beleidsingrijpen (zie figuur 1). Aan de hand van deze ladder hebben de onderzoekers concrete beleidsmaatregelen geformuleerd, die in één oogopslag laten zien welke beleidsinzet mogelijk is om de balans tussen eiwitten te verschuiven en zo de eiwittransitie te versnellen.

Figuur 1: Interventieladder. Afbeelding: WUR.
Nieuwe discussie over steviger beleid
In hun advies aan beleidsmakers lichten de onderzoekers vier opties uit die volgens hen prioriteit zouden mogen krijgen bij het vaststellen van beleid. Ten eerste raden ze aan om een duidelijk en inspirerend verhaal te communiceren waarin flexitarisme het uitgangspunt is, zowel voor mensen die de eerste stappen willen zetten naar een meer plantaardig eetpatroon als voor mensen die hier al meer aan gewend zijn.
“Het is heel belangrijk om blijvend energie te houden op een constructieve samenwerking tussen onderzoekers en beleidsmakers.”
Dit verhaal vormt de basis voor de andere drie maatregelen. Die richten zich op ondersteuning van supermarkten, restaurants en cateraars en het delen van de geleerde lessen. Aan de politiek raden de onderzoekers aan om de discussie over prijsprikkels opnieuw te openen. Tot slot kan de overheid het goede voorbeeld geven door de inkoop door cateraars in overheidsgebouwen te reguleren.
Het valt op dat alle beleidsopties op de ladder in principe bekende opties zijn. ‘Ja, de maatregelen die je kunt nemen zijn weliswaar niet allemaal in de praktijk gebracht, maar wel goed voorstelbaar. De ladder zet ze in perspectief. Waar sta je als overheid nu eigenlijk op de ladder? En welke strategie kies je dan? Een stapsgewijze opbouw of treden van de ladder overslaan? Durf je als overheid te experimenteren met combinaties van maatregelen om te achterhalen of ze elkaar versterken? Onze missie is geslaagd als de ladder zulke vragen oproept.’
Heeft u een vraag?
Heeft u een vraag rondom dit onderwerp of ziet u kansen om met ons samen te werken? Neem dan contact op met onze expert:
dr. JC (Hans) Dagevos
Senior onderzoeker / consumptiesocioloog / Research fellow
Follow Wageningen University & Research on social media
Stay up-to-date and learn more through our social channels.


