Nieuws

Natuurbescherming in Nederland; tijd voor een nieuwe praktijk?

article_published_on_label
18 november 2019

Er zijn fundamentele transities in onze economie en samenleving nodig om de teloorgang van natuur te stoppen. Dat constateerde het IPBES onlangs. De huidige aanpak van natuurbescherming richt zich onvoldoende op de oorzaken van het wereldwijde biodiversiteitsverlies. Ook in Nederland blijkt dat het geval; het lukt niet de doelen te realiseren. In de Natuurverkenning 2020 verkennen het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen University & Research (WUR) hoe zulke transities er in Nederland uit zouden kunnen zien en welke potenties ze hebben.

Ambities Natuurverkenning 2020

De Natuurverkenning 2020 heeft de ambitie om bij te dragen aan de discussie over een andere aanpak van natuurbescherming. Een aanpak die aansluit bij de fundamentele sociaaleconomische transities die volgens het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES) nodig zijn om het wereldwijde verlies aan biodiversiteit te stoppen. Dat er behoefte is aan zo’n discussie bleek tijdens de voorbereiding van de Natuurverkenning 2020 in gesprekken met maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij de Nederlandse groene ruimte.

Andere aanpak natuurbescherming nodig

Ook in de wetenschappelijke wereld wordt gewezen op de noodzaak van een andere aanpak. Diverse onderzoekers stellen dat er een nieuw geologisch tijdperk is aangebroken, het Antropoceen. Klimaatverandering, zorgen over de beschikbaarheid van grondstoffen, hardnekkige milieuproblemen zoals de plastic soup én het voortgaande mondiale biodiversiteitsverlies klonteren samen tot de vraag of we onze leefstijl niet veel meer in balans met de draagkracht van de aarde zouden moeten brengen. De bestaande praktijk van natuurbescherming biedt geen antwoord op de hierboven genoemde problemen.

Hoewel in de Nederlandse natuurgebieden, gemiddeld genomen, het biodiversiteitsverlies is gestopt, is van herstel beslist nog geen sprake. Daardoor worden doelen niet gehaald en die doelen zullen met het voorgenomen beleid ook grotendeels buiten bereik blijven. Tegelijkertijd gaat voor niet-beschermde soorten en buiten de beschermde natuurgebieden de achteruitgang vaak onverminderd door, zoals onder insecten en boerenlandvogels. Ook diensten die de natuur levert, zoals CO2-vastlegging en bestuiving, staan onder druk. Er lijkt dus alle reden een discussie te voeren over een andere aanpak.