Studieprogramma - BSc Food Technology

De Bachelor Food Technology (voorheen levensmiddelentechnologie) is een driejarige fulltime opleiding. De opleiding is volledig in het Engels. Het eerste jaar van opleiding kent een viertal typisch levensmiddelentechnologische vakken en verder vooral basisvakken in de wiskunde, scheikunde, natuurkunde en biologie. Het tweede jaar en bestaat vooral uit levensmiddelentechnologische vakken. Het derde jaar kent maar één verplicht vak. Verder doe je in het derde jaar je vrije keuzeruimte en je BSc afstudeervak.

Jaar 1

In het eerste jaar van de bachelor wordt de basis gelegd voor de rest van de opleiding. Het bevat veel algemene basisvakken, zoals wiskunde, scheikunde, natuurkunde en biologie. Naast deze vakken zijn er enkele levensmiddelentechnologische vakken. Alle vakken worden in het Engels gegeven.

Vakken per periode

Periode 1

Inleiding in de levensmiddelentechnologie

In de eerste periode volg je het introductievak van de opleiding. Hierin maak je kennis met de verschillen domeinen in de levensmiddelentechnologie en ga je op excursie naar een bedrijf. Ook krijg je een cursus in computervaardigheden en oriënteer je je op het vakgebied.

Celbiologie
In dit vak staat de biologie van de cel centraal. Je leert over de structuur en functie van lichaamscellen, celorganellen en biomoleculen. Hierbij leer je over de intra- en extracellulaire communicatie, om inzicht te krijgen van de regulatie van cel functie in het lichaam.

Periode 2

Algemene chemie 1

Dit vak is een inleidend vak op de algemene en fysische chemie. Onderwerpen als thermale beweging, krachten, evenwichten, adsorptie, zuren en bases en de kinetiek van reacties komen aan bod.

Organische chemie 1
In dit vak gaat het over de organische chemie: de structuur van moleculen, reactiemechanismen, stereochemie en interacties tussen moleculen. Hiernaast komen verschillende (analyse)technieken aan bod, waarna je ze uitvoert in een practicum.

Algemene chemie 2
Dit vak is een vervolg op algemene chemie 1, waarbij je dieper ingaat op de fysische en chemie eigenschappen van atomen, ionen en moleculen. Hiernaast komen onder andere interacties tussen moleculen, redoxreacties, en spectrofotometrie aan bod.

Wiskunde 1 of Statistiek 1

Afhankelijk van de wiskunde die je op het vwo had, begin je de eerste periode met Wiskunde 1 of Statistiek 1. Studenten met wiskunde A op het vwo volgen het vak Wiskunde 1, studenten met wiskunde B op het vwo volgen het vak Statistiek 1.

Periode 3

Statistiek 2
In dit vak leer je meer over data-verzameling, kansberekening en het uitvoeren van statistische testen. Ook leer je tijdens computerpractica omgaan met statistische software.

Organische chemie 2
Dit vak is het vervolg van Organische chemie 1, wat verder ingaat op de chemie van koolhydraten, eiwitten, lipiden en nucleïnezuren. Hierbij ga je dieper in op biologische reacties, moleculaire interacties en chemische evenwichten.

Periode 4

Nutritionele Aspecten van Levensmiddelen

In dit vak maak je kennis met de chemie en fysiologie van voedingsstoffen en wat de invloed van het bewerken en consumeren hiervan is. Hiernaast leer je wat er gebeurt als voedingsstoffen in het menselijk lichaam opgenomen worden en wat het effect van opname is op de gezondheid en het ontstaan van ziektes.

Periode 5

Wiskunde 2
Dit vak bouwt verder op Wiskunde 1 of wiskunde B op het vwo. Je gaat dieper in op iteraties, differentiëren, integreren en eerste orde differentiaalvergelijkingen. Deze kennis leer je toe te passen bij wiskundige problemen in de technologie.

Wiskunde 3
In het derde wiskundevak komen lineaire vergelijken, vectoren, matrices en functies met meerdere variabelen aan bod.

Microbiologie en toxicologie
Bij dit vak worden genetische, fysiologische, morfologische en ecologische aspecten van micro-organismen behandeld. Daarnaast leer je over de schadelijke effecten die chemicaliën kunnen hebben op mens en milieu. Hierbij komen ook de biologische, farmacologische en biochemische aspecten aan bod. Met practica leer je steriel te werken met micro-organismen.

Periode 6

Fysische chemie voor levensmiddelen
In dit vak leer je hoe je thermodynamica kan gebruiken om verschillende fysische en chemische processen te verklaren in voedsel. Aan de hand van voedselproducten worden begrippen als entropie, fase diagrammen, chemische potentialen uitgelegd.

Productieketens
In dit vak maak je kennis met de productieprocessen in de levensmiddelentechnologie, waarbij je leert waarom deze processen aanwezig zijn in de productieketen. Hiernaast kijk je ook wat de rol van de consument is en hoe beslissingen in de productieketen gemaakt kunnen worden aan de hand van wiskundige modellen.

Presentatievaardigheden
In dit korte vak krijg je theorie over het voorbereiden en geven van een presentatie. Je geeft verschillende presentaties, waarbij je feedback krijgt van andere studenten, zodat je jezelf ontwikkelt in presenteren.

Jaar 2

Het tweede jaar van de opleiding bestaat uit verplichte levensmiddelentechnologische vakken uit de verschillende disciplines.

Vakken per periode

Periode 1

Wiskundige aspecten van levensmiddelen
Om praktische problemen op te lossen zijn er vaak wiskundige vergelijkingen en principes nodig. Het vak start met basisprincipes zoals energiebalans, reactiekinetiek, verwachtingen, statistische analyse, reactoren en hitteoverdracht. Aan de hand hiervan leer je om via een systematische aanpak complexe problemen op te lossen. 

Levensmiddelenmicrobiologie
Voor de productie en bereiding van levensmiddelen is het belangrijk om genoeg kennis te hebben van micro-organismen. In dit vak leer je welke factoren de groei en inactivatie van de verschillende micro-organismen beïnvloeden. Ook leer je hoe contaminatie te voorkomen is en wat de rol van hygiëne is. Een groot deel van het vak bestaat uit practica.

Periode 2

Levensmiddelenchemie

Aan de hand van chemie leer je hoe voedsel zich gedraagt. Je leert over de samenstellingen van voedselcomponenten, zoals koolhydraten, vetten en eiwitten. Hiernaast leer je welke chemische processen er plaatsvinden bij de opslag en het bewerken van voedsel en hoe je de samenstelling van levensmiddelen kan analyseren.

Levensmiddelenproductie en houdbaarheid
In dit vak bestudeer je verschillende technieken die gebruikt worden voor de productie van levensmiddelen, zoals scheidingsprocessen, verhitten, koelen en de kinetiek van thermische conservering. Je leert te voorspellen hoe lang een product houdbaar is en welke methode het beste gebruikt kan worden om een bepaald product zo lang mogelijk houdbaar te houden.

Periode 3

Levensmiddelennatuurkunde
In levensmiddelen zijn verschillende structuren aanwezig, zoals dispersies, emulsies, oplossingen, gels en schuim. De interactie tussen deze structuren heeft een effect op de stabiliteit en eigenschappen van het product. In dit natuurkundige vak leer je hoe je deze eigenschappen aan kan passen door de temperatuur, pH of zoutconcentratie te veranderen.

Periode 4

Verpakking en ontwerp
Dit vak geeft een overzicht van de verschillende aspecten en functies van verpakkingen, in combinatie met de consument, het product en de productieketen. Verpakkingsmaterialen en -processen worden besproken in relatie met de kwaliteit van het product.

Periode 5

Levensmiddelenproceskunde
Om grondstoffen tot een voedselproduct te bewerken, is er vaak een combinatie van technieken nodig. Voorbeelden van technieken zijn drogen, stabiliseren, verdampen en het bewerken van membranen. In dit vak maak je kennis met deze technieken en pas je de kennis toe door zelf een productieproces te ontwerpen waarbij je een product van hoge kwaliteit en veiligheid produceert.

Risico-aspecten van levensmiddelen
In dit vak leer je de verschillende gevaren in voedsel en hun risico’s te herkennen: toxinen, contaminanten, infecties, micro-organismen en allergenen. Hiernaast krijg je een basis in de toxicologie. Met een groep voer je een risicoanalyse uit in de vorm van een HACCP. Als laatste leer je wat de invloed van verschillende belanghebbenden is op de veiligheid van het product.

Periode 6

Producteigenschappen en -functionaliteit
De eerste helft van dit vak bestaat uit colleges over consumenten, ethische aspecten, sensorisch onderzoek en methoden om producten te analyseren. Hierna ontwerp en analyseer je een levensmiddelenproduct, waarbij je alle opgedane kennis van de eerste 2 jaar integreert: je houdt rekening met de proceskunde, chemie, natuurkunde, veiligheid, kwaliteit en het ontwerp van het product. 

Kwaliteitskunde
Er zijn verschillende systemen ontwikkeld om de voedselkwaliteit te garanderen. Dit vak geeft een introductie op deze kwaliteitssystemen en standaarden. Ook leer je methoden en technieken om de kwaliteit te controleren en leer je hoe je voedselproducten kan traceren in de productieketen.

Jaar 3

In het derde jaar wordt er één verplicht vak gegeven. Hiernaast volg je een half jaar keuzevakken, waarbij je vakken mag volgen die je interessant vindt. Je sluit je BSc Levensmiddelentechnologie af met een afstudeervak bij één van de leerstoelgroepen van levensmiddelentechnologie.

Case studies

In dit laatste vak van je bachelor werk je samen met andere studenten aan een casus uit de levensmiddelenindustrie. Je analyseert een product en bedenkt manieren om dit product te verbeteren of innoveren door ingrediënten of processen te veranderen. Hierbij is het nodig om de verschillende disciplines in levensmiddelentechnologie te integreren.

Vrije keuzevakken

In totaal kan je voor 30 ECTS aan vrije keuzevakken volgen, in het gebied van de levensmiddelentechnologie of juist in een ander vakgebied. Je kunt de vakken volgen bij Wageningen University, bij een andere Nederlandse universiteit of in het buitenland. Je hebt de keuze om losse vakken te kiezen, maar je kunt ook een voorgeschreven minor volgen, om je bijvoorbeeld voor te bereiden op een andere MSc opleiding.  Samen met de studieadviseur beslis je welke vakken je gaat volgen. 

Afstudeervak

Je afstudeervak, ook wel je thesis genoemd, duurt 4 maanden en doe je meestal aan het einde van het jaar. Een thesis is een klein onderzoek dat je zelfstandig uitvoert en rapporteert. Het onderwerp van je thesis mag je zelf kiezen bij één van de leerstoelgroep van levensmiddelentechnologie. Je doet een praktisch onderzoek; de resultaten en de conclusies vat je samen in een verslag. Een PhD student of Postdoc begeleidt je bij de thesis.

Onderwijsvormen

Hoorcolleges

Tijdens een hoorcollege zit je in een collegezaal te luisteren naar een docent. De hoorcolleges zijn in het Engels.

Werkcolleges

Bij een werkcollege ben je alleen, of met een kleine groep studenten, met opdrachten bezig. Bij een werkcollege kun je overleggen met je medestudenten. Er zijn vaak extra veel docenten aanwezig die je kunnen helpen met problemen en vragen en je kunt dus meteen uitleg over de leerstof krijgen.

Projectonderwijs

Met projectonderwijs werk je met een kleine groep medestudenten, onder begeleiding van een docent, aan een probleem of case. Aan het einde van de bespreking heb je samen met studiegenoten nagedacht over oplossingen voor jullie case. Op die manier leer je hoe je een probleem het beste aan kunt pakken.

(Computer)practicum

De praktijk van de vakken leer je voornamelijk tijdens practica. Hierbij voer je, meestal in groepjes van twee of drie, experimenten uit in een laboratorium of practicumzaal onder begeleiding van docenten en assistenten. Niet alle practica voer je uit in het laboratorium. Tijdens sommige practica gebruik je een computer, waarbij je om leert gaan met software op de computer, of werk je aan een computermodel. 

Bij sommige vakken ga je ook op excursie naar een levensmiddelenbedrijf. Naast alle contacturen is er ook nog wat zelfstudie nodig, dit kan je helemaal zelf inplannen.