
CGN-gerstcollectie
Deze collectie bevat grotendeels gecultiveerde vormen van Hordeum vulgare en een klein deel wild materiaal van 15 wilde soorten.
Belangrijke wilde soorten in de collectie zijn H. bulbosum en H. murinum. De andere wilde soorten die zijn opgenomen zijn H. vulgare subsp. spontaneum, H. pusillum, H. chilense, H. cordobense, H. stenostachys, H. comosum, H. jubatum, H. lechleri, H. procerum, H. depressum, H. marinum, H. bogdani en H. brevisubulatum. Het merendeel van het gecultiveerdemateriaal bestaat uit zomertypes en de intermediaire types beslaan slechts een kleine fractie. De meeste intermediare types zijn verzameld tijdens missies in Pakistan op hoogtes van ongeveer 2000 meter(Pakistan-Netherlands expedition).
Het gerst materiaal bestaat voor ruim de helft uit landrassen en een derde uit cultivars en veredelingsmateriaal. Tussen 1953 en 1981 zijn een groot aantal landrassen verzameld in verschillende landen in het diversiteitscentrum van Hordeum, zoals Iran, India, Nepal, Pakistan en Ethiopiƫ. Slechts een beperkt aantal landrassen komt uit Europa en deze komen voornamelijk uit Zuid-Europese landen. Er zijn slechts enkele oud-Nederlandse landrassen aanwezig, zoals Maartsche gerst, Zesrijige uit Wijlre, Terschellingse Tweerijige en Vierrijige Blauwkaf, die werden verbouwd voor 1890. Van de cultivars komt het merendeel uit Europa, waaronder ook een deel uit Nederland. De accessies die als onderzoeksmateriaal zijn geclassificeerd, zijn voornamelijk afkomstig uit Europa en Noord-Amerika.