
CGN slacollectie
CGN beheert een van de grootste slacollecties ter wereld met meer dan 2500 accessies. Wilde Lactuca soorten zijn goed vertegenwoordig in de slacollectie van CGN en vormen meer dan 40% van de gehele collectie.
Collectieopbouw
De slacollectie is afkomstig van het voormalige Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen (IVT) waarvan de werkcollectie werd overgenomen door CGN in 1985. Vervolgens werd de taxonomie van de accessies geverifieerd door analyse van zaadkenmerken, de rassennamen werden gecontroleerd op synoniemen en de paspoortgegevens werden zoveel mogelijk aangevuld. Het daaropvolgende collectiebeheer richt zich op het zo breed mogelijk vertegenwoordigen van de genetische variatie in gecultiveerde sla (Lactuca sativa) en zijn wilde verwanten.
De collectie wordt regelmatig aangevuld met selecties van de belangrijkste cultivars die in Nederland en daarbuiten op de markt kwamen gedurende periodes van vijf jaar gebaseerd op feedback van veredelaars. De collectie wordt ook uitgebreid via verzamelmissies om de wilde verwanten van sla te verzamelen. De uitwisseling van wilde Lactuca monsters van andere genenbanken en instituten is nog een manier om de samenstelling van de collectie te verbeteren. De collectie ondergaat ook regelmatig rationalisatie om duplicaten en niet-authentieke rassen te verwijderen op basis van de analyse van paspoort-, moleculaire en morfologische gegevens.
Tegenwoordig bevat de collectie meer dan 2500 accessies bestaande uit cultivars, landrassen, onderzoeksmateriaal en monsters van wilde soorten. Decultuurslakan worden onderverdeeld in zeven types die worden erkend in de tuinbouw, namelijk botersla, bindsla, ijssla, snijsla, grasse sla, stengelsla en oliesla. De cultuursla accessies zijn voornamelijk afkomstig uit Europa met uitzondering van ijssla (VS), stengelsla (China) en oliesla (Egypte). Wilde sla soorten worden grotendeels vertegenwoordigd door L. serriola, L. saligna en L. virosa die vooral afkomstig zijn uit Europa en Azië.
Verzamelmissies
Sommige verzamelmissies zijn specifiek georganiseerd voor het verzamelen van de wilde verwanten van sla maar deze soorten worden ook regelmatig opportunistisch verzameld gedurende andere verzamelactiviteiten. De eerste verzamelmissie voor sla vond al plaats in 1977 in Israël. Vervolgens vonden nog vele andere verzamelmissies plaats zoals missies naar Egypte gefinancierd door IPGRI maar ook verzamelmissies naar Turkije, Dagestan (Rusland), Armenië, Georgië en Oezbekistan. Meer recentelijk werden er verzamelexpedities voor wilde verwanten georganiseerd in Armenië en Azerbeidzjan (2013), Jordanië (2017) en Oezbekistan (2019).
Meer informatie over de verzamelmissies vind je hier.
Beheer
Sla accessies worden geregenereerd bij onvoldoende kiemkracht of bijna uitgeputte zaadvoorraden. De meeste sla-accessies worden geregenereerd onder gecontroleerde kasomstandigheden. Gecultiveerde sla en de meeste wilde verwanten zijn zelfbestuivend vandaar dat er geen beschermende maatregelen worden genomen om kruisbestuiving te voorkomen, met uitzondering van enkele kruisbestuivende soorten. De regeneraties worden uitgevoerd in samenwerking met veredelingsbedrijven die zijn aangesloten bij Plantum NL. Meer informatie over de regeneratieprocedures is te vinden via de link in de rechtermarge van deze pagina.
Karakterisatie
De slacollectie wordt zowel morfologisch en moleculair gekarakteriseerd. Accessies van gecultiveerd materiaal zijn beschreven voor meer dan 20 morfologische kenmerken waaronder zaadkenmerken en plantenkenmerken die zijn vastgelegd tijdens veldproeven. Accessies van wilde soorten worden beschreven voor negen morfologische kenmerken tijdens regeneratie in de kas. Alle karakterisatiegegevens zijn online en in downloadbare bestanden beschikbaar op CGN’s website.
In het kader van het project ‘Molecular markers for gene banks’ van de Europese Unie, is de gehele slacollectie van CGN in 1997, die op dat moment bestond uit 2323 accessies, gekarakteriseerd met microsatellieten en AFLP’s (van Hintum, 2003; Jansen et al., 2006). De verkregen moleculaire data zijn voor verschillende doeleinden gebruikt, waaronder onderzoeken naar verzamelstrategieën, verbetering van het acquisitieprotocol voor moderne rassen, moleculaire biogeografie vanL. serriola(van de Wiel et al., 2010), vermindering van redundantie in collecties en cultivarauthenticiteit.
Naast microsatellieten en AFLP’s werden er ook moleculaire gegevens gegenereerd met SSAP-, SRAP-, TRAP- en NBS-DP-merkers voor een geselecteerde set van 80 accessies om te vergelijken in hoeverre de merkertechnologieën in staat waren om de genetische diversiteit in de collectie te beschrijven (van Treuren & van Hintum, 2009). Meer recent werden planten van 150 accessies beschreven voor meer dan 2000 secundaire metabolieten (van Treuren et al., 2018). Momenteel worden DNA-resequencinggegevens gegenereerd voor de hele collectie in samenwerking met BGI (Shenzhen, China).
Evaluatie
Gebruikers van CGN-materiaal wordt verzocht om na afronding van de experimenten om hun evaluatiegegevens met CGN te delen, als onderdeel van de standaardovereenkomst inzake overdracht van materiaal (standard material transfer agreement;SMTA). Deze gegevens worden door CGN verwerkt, opgenomen in het informatiesysteem en beschikbaar gemaakt op CGN’s website.
Daarnaast worden er evaluatieprogramma’s uitgevoerd in nauwe samenwerking met slaveredelingsbedrijven die zijn aangesloten bij Plantum NL. Gegevens uit zulke gezamenlijke experimenten kunnen gedurende een afgesproken periode (meestal 5 jaar) exclusief door de betrokken partijen worden gebruikt voordat ze door CGN openbaar worden gemaakt. Het merendeel van de beschikbare evaluatiegegevens zijn gerelateerd aan resistentie tegen ziektes en plagen, zoals valse meeldauw (Bremia lactucae), echte meeldauw (Erysiphe cichoracearum), bladluis (Macrosiphum euphorbiae, Nasonovia ribisnigrienUroleucon sonchi), wortelluis (Pemphigus bursarius), sclerotiënrot/rattenkeutelziekte (Sclerotinia sclerotiorum) en het tomatenbronsvlekkenvirus (TSWV). Er zijn ook gegevens beschikbaar over chemische verbindingen zoals nitraat, ijzer en ß-caroteen.