
CGN maïscollectie
De collectie bevat uitsluitend materiaal van de soort Zea mays en bestaat uit bijna 500 accessies.
Samenstelling
Meer dan de helft van de accessies zijn landrassen, waaronder een groot deel landrassen die zijn verzameld tijdens twee expedities naar Pakistan (Hashmi et al. 1981). Dit materiaal is uniek en wordt waarschijnlijk alleen gedupliceerd in de genenbank in Islamabad, Pakistan. De waarde van dit materiaal voor de maïsteelt in Noordwest-Europa is beperkt vanwege de late bloei en de daaropvolgende late rijping. Het aantal accessies van cultivars en onderzoeksmateriaal is vrij laag. Er is gedetailleerde informatie over de collectie gepubliceerd door Van Soest en Boukema (1995).
Er bevinden zich slechts een handvol Nederlandse cultivars in de collectie die allemaal van voor 1960 zijn. Er zit één Nederlands landras uit de provincie Gelderland in de collectie. Een set accessies van landrassen uit Portugal zijn verzameld in de bergen en zijn gebruikt in een veredelingsprogramma voor koude tolerantie. De Franse landrassen zijn afkomstig van verschillende locaties, voornamelijk uit de zuidelijke delen van Frankrijk, waaronder de Pyreneeën.
Regeneratie
Zaden worden in april rechtstreeks uitgezaaid in het veld. In april en mei worden de maïszaailingen afgedekt met plastic om vroege groei te stimuleren. De afstand tussen de rijen is 75 cm en na het uitdunnen is de plantafstand in de rij 25 cm. Omdat mais een windbestuiver is moeten voor de bloei de ontwikkelende kolven vroegtijdig met een zak afgedekt worden. Ook de mannelijke bloei wordt een dag in een zak gehuld om vreemd stuifmeel te weren. Bestuiving gebeurt vervolgens met de hand. Er wordt kruisbestuiving volgens de ketting-bestuivingsmethode toegepast, waarbij van elke plant zowel de vrouwelijke als mannelijke bloeiwijze gebruikt wordt om aparte kruisingen te maken. Er worden ten minste 70 kruisingen per accessie gedaan. Na de bestuiving blijven de kolven een tijd in zakken gewikkeld. In oktober worden de kolven geoogst en na droging worden ze gedorst.
Referenties
Hashmi, N.I., L.J.M. van Soest, A.R. Rao, M. Mesken and A. Zahoor (1981). Collecting in Baluchistan, Pakistan. Plant Genetic Resources Newsletter 47: 31-35.
Van Soest, L.J.M. en I.W. Boukema (eds.) (1995). Diversiteit in de Nederlandse Genenbank. Een overzicht van de CGN collecties. Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN). Centrum voor Plantenveredelings- en Reproduktieonderzoek (CPRO-DLO), Wageningen. 126p.