
CGN peulvruchtencollectie
De collectie bestaat uit rond de 2000 accessies van Erwt, tuin-/veldboon, boon en lupine. Het materiaal is in de basis grotendeels afkomstig van de voormalige Stichting voor Plantenveredeling (SVP) en een klein deel van de accessies is afkomstig van het voormalige Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen (IVT). De collecties zijn vervolgens uitgebreid met materiaal van het Centrum voor Plantveredeling en Reproductieonderzoek (CPRO-DLO).
Samenstelling
Erwt
De collectie van ruim 1000 accessies bestaat voornamelijk uit materiaal van Pisum sativum. De meeste accessies zijn erwten voor menselijke consumptie, maar een kleiner deel zijn droge voedererwten. De collectie bestaat voor een derde uit landrassen, waarvan ongeveer 50 uit Europa en enkele uit Nederland. De Europese landrassen komen voornamelijk uit Oost- en Zuid-Europa. Het grootste deel van de landrassen komt uit Azië en Afrika. Dit materiaal is tamelijk primitief en niet goed aangepast aan de omstandigheden in Noordwest-Europa. Een set accessies uit Pakistan is verzameld met Nederlandse medewerking (Hashmi et al. 1981). En andere set accessies is in Ethiopië verzameld in 1950/51 door de Amerikaan W.A. Archer. De cultivars vormen ongeveer de helft van de collectie. De meeste cultivars zijn van Europese oorsprong en slechts een beperkt aantal komt uit Noord-Amerika en Australië. Er is ook een klein deel accessies geclassificeerd als onderzoeksmateriaal, vooral uit Europa en de VS. Een set van accessies uit Pakistan zijn door Prof. J. Kraft geëvalueerd op resistentie tegen drie ziektes (Fusarium solani, Fusarium oxysporum fysio 2 en Aphanomyces euteiches). Deze evaluatiegegevens kunnen worden gedownload via de CGN-website.
Faba boon
Deze collectie bestaat uit ruim 700 accessies van de gecultiveerde soort Vicia faba. Ruim de helft zijn landrassen, voornamelijk uit Azië en Afrika. Deze landrassen zijn verzameld in de herkomstgebieden, met name in een aantal landen in het Midden-Oosten, zoals Syrië, Afghanistan, Pakistan, Irak en Turkije. Er zijn ook een aantal landrassen uit het sub-herkomstgebied in Ethiopië. Een klein deel van de landrassen stamt uit Europa, waaronder het oud-Nederlandse landras Oldambster. Ongeveer een derde van de collectie bestaat uit cultivars. De accessies komen voornamelijk uit Europa en met name uit Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland. Oude Nederlandse cultivars in de collectie zijn Mansholt’s wierboon, Adrie en wierboon C.B.. Er zijn slechts een paar cultivars uit Azië, Afrika en Amerika aanwezig in de collectie.
Boon
De collectie boon bestaat uit twee soorten, namelijk Phaseolus vulgaris en Phaseolus coccineus. De tweede soort is Pronkboon en onder de eerste soort vallen de vele varianten van boon zoals sperzieboon, snijboon, droogboon et cetera. Aanvankelijk is het CGN geen Phaseolus collectie gestart en de collecties die in Wageningen aanwezig waren zijn naar het CIAT in Colombia gegaan. In 2023 heeft het CGN zijn eerste accessies boon opgenomen en de collectie neemt sindsdien gestaag toe. De collectie die naar het CIAT gegaan is wordt weer naar Nederland gehaald, met name de accessies die een Nederlandse oorsprong hebben. Net na de tweede wereldoorlog heeft F.E. Nijdam in Nederland veel van de op dat moment geteelde bonen verzameld. Nijdam vroeg leerlingen van tuinbouwscholen om thuis geteelde bonen in te leveren en verzamelde landrassen en oude rassen zijn vervolgens geclassificeerd en beschreven. Deze collectie bestaat helaas niet meer, maar begin jaren 80 van de 20e eeuw heeft A. Zeven een permanente collectie aangelegd van een deel van deze bonen. Naast het oude Nederlandse materiaal worden er nieuwe Nederlandse rassen in de collectie opgenomen. Van buiten Nederland worden oude rassen uit Albanië en Noord-Macedonië, die nog lokaal in dorpen geteeld worden, in de collectie opgenomen. Met deze twee landen werkt het CGN samen om het genoemde materiaal voor de toekomst te bewaren en beschikbaar te maken voor onderzoek en veredeling.
Lupine
Deze kleine collectie bevat bijna 70 accessies van de soorten L. albus en L. luteus. De collectie bevat slechts enkele Oost-Europese landrassen en een reeks cultivars uit Nederland, Duitsland en Polen. Het overgrote deel van de accessies bestaat uit onderzoeksmateriaal van het SVP en uit Polen (Van Soest en Boukema 1995).
Regeneratie
Faba bonen en lupines zijn kruisbestuivers en worden geregenereerd in isolatietunnels. Er wordt gezaaid in trays en de kieming vind plaats in de onverwarmde kas. Kiemplanten worden verplant in grote potten, waarbij er 2 planten per pot gezet worden. In de isolatie tunnel worden 100 planten gezet en tijdens de bloei worden bestuivende insecten ingezet.
Erwten worden direct in het veld gezaaid zonder isolatie omdat erwt een zelfbestuiver is. Per accessie worden 100 planten aangehouden. Er wordt gaas geplaatst waar de planten tegenop kunnen groeien. Erwt is gevoelig voor virus en hier moet streng op gecontroleerd worden.
Boon is een zelfbestuiver en kan zonder isolatie geteeld worden. Een uitzondering zijn Pronkbonen die kruisbestuivend zijn en wel in isolatiekooien geteeld moeten worden. Omdat er maar weinig pronkboon accessies zijn kan er ook voor gekozen worden om maar 1 accessie per locatie te vermeerderen, tussen de gewone boon accessies, zodat isolatie niet nodig is. Er wordt gezaaid in trays en de kieming vind plaats in de onverwarmde kas. Boon is een warmteminnend gewas en kan in tegenstelling tot de ander peulvruchten pas tegen de zomer, na ijsheiligen, buiten geteeld worden. Per accessie worden er 70 planten geplant en bij de klimmende accessies worden stokken geplaatst waartegen ze kunnen groeien. Bij pronkboon in isolatiekooien moeten bestuivende insecten ingezet worden.
Boon en faba boon zijn gevoelig voor aantasting door luizen en bonenkevers. Luizen moeten onder controle gehouden worden gedurende de teelt. Na de oogst wordt, als er bonenkever in zaden gevonden wordt, het hele zaadlot in de vriezer gedaan bij -20°C gedurende 1 week om de kevers te doden die tussen en in de zaden zitten. De Stambonenkever die bonen aantast is schadelijker dan de Tuinbonenkever die faba boon aantast omdat de stambonenkever meerdere voortplanting cycli kan hebben tijdens de opslag van droge bonen.
Referenties
Dijkstra, H. and L.J.M. van Soest (1986). Descriptor list Pulses; lupines, peas and faba beans. CGN, Wageningen. 8p. Hashmi, N.I., L.J.M. van Soest, A.R. Rao, M. Mesken and Zahoor Amad (1981). Collecting in Baluchistan, Pakistan. Plant Genetic Resources Newsletter 47: 31-35.
Van Hintum, Th.J.L. en L.J.M. van Soest (eds) (1995). De Genenbank Onderweg. Verleden, heden en toekomst van het CGN. Centrum voor Genetische Bronnen, Nederland (CGN). Centrum voor Plantenveredelings- en Reproduktieonderzoek (CPRO-DLO), Wageningen. 51p.
Van Soest, L.J.M. en I.W. Boukema (eds) (1995). Diversiteit in de Nederlandse Genenbank. Een overzicht van de CGN collecties. Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN). Centrum voor Plantenveredelings- en Reproduktieonderzoek (CPRO-DLO), Wageningen. 126p.
Van Soest, L.J.M. and H. Dijkstra (1996). Current status of the CGN small grain legumes collection. In: Report of a Working Group on Legumes. ECP/GR-IPGRI, Rome, Italy, pp. 57-60.