Nieuws

Recht is belangrijker dan beleid: Afscheidsbundel Fred Kistenkas

article_published_on_label
13 maart 2024

“Wetgeving, en zeker milieuwetgeving, begint steeds meer op vrijblijvend beleid te lijken. Het recht lijkt minder belangrijk”, concludeert associate professor milieurecht Fred Kistenkas in zijn boek ‘Recht voor natuur: beleid en recht als contrapunt’. Op 14 maart neemt hij afscheid van Wageningen University & Research en presenteert hij deze afscheidsbundel. Daarin staan 35 van zijn columns over recht en beleid in de wereld van natuur en milieu.

Recht en beleid ziet Kistenkas als een contrapunt in de maatschappij, een term die verwijst naar meerstemmigheid in de muziek. Hoewel beide in het ideale geval elkaar versterken, kunnen recht en beleid ook langs elkaar heen praten en met elkaar botsen. “Onze rechtsstaat is tegenwoordig helemaal overstemd door een nieuwe manier van denken waarin de focus ligt op beleid maken”, vindt Kistenkas. Hij kijkt terug op vier decennia onderzoek en onderwijs, eerst twintig jaar in het vak staatsrecht in Amsterdam en daarna twintig jaar bij milieurecht in Wageningen. In zijn boek wandelt hij via zijn columns door de geschiedenis en beschrijft hoe de rechtsstaat in die veertig jaar afgleed naar een beleidsstaat. Tijdens zijn gehele carrière bleef hij daarom het belang van rechtsstatelijkheid onder de aandacht brengen.

Fred Kistenkas

“Het draait nu meer om beleidsprocessen dan om wettelijke regels. Dat is een probleem als beleid niet blijkt te voldoen aan de wet. Bij de rechter gaat zulk beleid in de prullenbak. Je moet beleid tanden geven en dwingende instrumenten inzetten zoals planologische en juridische sturing.” In zijn afscheidsbundel hekelt Kistenkas bijvoorbeeld de Omgevingswet, die op 1 januari van dit jaar in werking is getreden. Volgens hem wordt het onder die wet niet eenvoudiger of beter – “hooguit hetzelfde”. Bij de behandeling van deze wet formuleerde hij voor enkele Kamerleden een paar kritische juridische Kamervragen. “Zo vroegen we de minister naar rechtsinstrumenten, maar zij kwam slechts aan met beleidsinstrumenten. Het gaf te denken: zelfs bij ministeries zijn de rechtswetenschappers kennelijk al overvleugeld door de beleidswetenschappers.”

Parallel hieraan zag Kistenkas ook veranderingen aan de universiteit. Zo opent hij zijn betoog met de verschillen tussen de eerste en de laatste twintig jaar van zijn tijd als onderzoeker en docent. Ook hier ziet hij het genoemde contrapunt. Hij doelt op de “Amsterdamse rechtenfaculteit in de jaren 80 en 90 waar je als wetenschapper nog als een ongenaakbare halfgod met torenhoge maatschappelijke status werd vereerd versus een voormalige landbouwuniversiteit waar je als jurist niet alleen een dwaalgast was, maar waar je, geheel in de tijdgeest van twintig jaar later, ook weer met beide benen op de grond werd teruggezet als gewone docent en onderzoeker”.