CGN-granencollectie

CGN granencollectie
De collectie bestaat uit accessies van tarwe, gerst en haver. De basis van de collectie wordt gevormd door de werkcollecties van de voormalige Stichting voor Plantenveredeling (SVP) en het Instituut voor Plantenveredeling van Wageningen University and Research (IVP). Daarnaast werd materiaal toegevoegd van andere, voornamelijk Nederlandse, instellingen en particuliere veredelingsbedrijven.

Ondanks dat de granencollectie een behoorlijk deel van de totale collectie van het CGN beslaat wordt er niet actief nieuw materiaal aan deze collectie toegevoegd. Dit komt omdat het CGN zich tegenwoordig vooral op groente gewassen richt. Desalniettemin worden er veel aanvragen voor granen
gedaan, wat aangeeft dat de collectie als interessant gezien wordt.

Regeneratie en karakterisering

Door de grootte van de granencollectie word er elk jaar zaad van honderden accessies geregenereerd. Dit wordt deels in eigen beheer gedaan en deels in samenwerking met veredelingsbedrijven in Nederland.

De wintertypes worden gezaaid in oktober en de zomertypes in maart met een dichtheid van 350 zaden per m2, op percelen van 1,25 m2en 25 cm rijafstand. De zaden worden geoogst met een speciale maaidorser of met de hand. Tijdens de regeneratie kunnen de gecultiveerde accessies met behulp van door het CGN gemaakte descriptorlijsten (Koch 1985, Loosdrecht 1985) gekarakteriseerd worden voor een minimale set eigenschappen. De wilde granen worden geregenereerd in de kas, waarbij de wintertypes als zaailingen gevernaliseerd worden in een koude kasafdeling. Na de bloei worden de aren ingehuld in geperforeerd plastic om de zaden te verzamelen, aangezien de aren van wilde granen uiteen vallen zodra de zaden rijp zijn.

Evaluatie

Er zijn evaluatiegegevens beschikbaar van resistentie screenings tegen enkele belangrijke graanziektes. Deze zijn hier op de website te vinden of tijdens het zoeken in de collectie onder het kopje Download. Verder zijn tarwe enhaver accessies uit de collectie geanalyseerd in onderzoek dat werd uitgevoerd door het Coeliac Disease Consortium (Herpen et al. 2006, Salentijn et al. 2009, Broeck et al. 2010, Mujico et al. 2011).

Onderzoek

De zakjes zaad die voor afgifte bestemd zijn worden net zoals het andere zaad in de collectie bij -20°C opgeslagen. In het verleden werden deze zogenaamde gebruikerszakjes opgeslagen bij 4°C, maar op een gegeven moment bleek bij gerst en tarwe dat de kwaliteit van zaden bij 4°C te snel achteruit ging. Over dit onderwerp is door het CGN een artikel gepubliceerd (Van Treuren et al. 2018).

Er is over verschillende onderwerpen gepubliceerd over de graancollecties (zie referenties).

Referenties

Hashmi, N.I., L.J.M. van Soest, A.R. Rao, M. Mesken and A. Zahoor(1981) Collecting in Baluchistan, Pakistan. Plant Genetic Resources Newsletter 47: 31-35. 

Koch, M.(1985). Descriptorlijst  Gerst. CGN/SVP, Wageningen. 7p.

Mujico, J.R., C. Mitea, L.J.W.J. Gilissen, A. Ru, P. van Veelen, M.J.M. Smulders and F. de Koning (2011). Natural variation in avenin epitopes among oat varieties: implications for Celiac. Journal of Cereal Science 54 (1). - p. 8 - 12.

Morris, R. and E.R. Sears (1967). The cytogenetics of wheat and its relatives. In: Quisenberry, K.S. and L.P. Reitz (eds.). Wheat and wheat improvement. Winconsin, American Soc. of Agronomy Monograph no.13: 19-87.

Salentijn, E.M.J., S.V. Goryunova, N. Bas, I.M. van der Meer, H.C. van den Broeck, T.A. Bastien, L.J.W.J. Gilissen and M.J.M. Smulders (2009). Tetraploid and hexaploid wheat varieties reveal large differences in expression of alpha-gliadins from homoelogous Gli-loci. BMC Genomics 10 . - p. 48.

Van den Broeck, H.C., H.C. de Jong, E.M.J. Salentijn, L. Dekking, H.J. Bosch,R.J. Hamer, L.J.W.J. Gilissen, I.M. van der Meer and M.J.M. Smulders (2010). Presence of celiac disease epitopes in modern and old hexaploid wheat varieties: wheat breeding may have contributed to increased prevalence of celiac disease. Theoretical and Applied Genetics 121 (8). - p. 1527 - 1539.

Van Herpen, T.W.J.M., V. Goryunova-Svetlana, J. van der Schoot, M. Mitreva, E.M.J. Salentijn, O.F.J. Vorst, M.F.  Schenk, P. van Veelen, F. de Koning, L.J.M. van Soest, B.J. Vosman, H.J. Bosch, L.J.W.J. Gilissen and M.J.M Smulders (2006). Alpha-gliadin genes from the A, B, and D genomes of wheat contain different sets of celiac disease epitopes. BMC Genomics 7, 1. Van Loosdrecht, M.P.H. (1985). Descriptorlijst Triticum. CGN/SVP, Wageningen. 8p.

Van Loosdrecht, M.P.H. (1986). Inventarisatie en documentatie van de Wageningse Triticinae Collectie (WTC). CGN rap. 1986-3, Wageningen. 13p. Van Soest, L.J.M., I.W. Boukema and Th.J.L. van Hintum (1995). CGN does more than collecting and freezing seeds. Prophyta Yearbook 1995. Volume 49: 94-97.

Van Soest, L.J.M. en I.W. Boukema (eds.) (1995). Diversiteit in de Nederlandse Genenbank. Een overzicht van de CGN collecties. Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN). Centrum voor Plantenveredelings-en Reproduktieonderzoek (CPRO-DLO), Wageningen. 126p.

Van Soest, L.J.M. and N. Bas (2005). Wheat genetic resources in the Netherlands. In Lipman et al., compilers. Cereal Genetic Resources in Europe, Report of a Cereals Network, First meeting, 2-5 July 2003, Rome, Italy.

Van Treuren, R., N. Bas, J. Kodde, S.P.C. Groot and C. Kik (2018). Rapid loss of seed viability in ex situ conserved wheat and barley at 4˚C as compared to - 20˚C storage. Conserv Physiol 6(1): coy033; doi:10.1093/conphys/coy033.