
Regeneratie van CGN-genenbankmateriaal
Regeneratie is het vernieuwen van een zaadmonster door een willekeurig aantal zaden te nemen, te zaaien en de resulterende planten te laten groeien onder omstandigheden die ervoor zorgen dat de geoogste zaden dezelfde kenmerken hebben als de oorspronkelijke populatie.
Regeneratie van zaden is nodig wanneer het kiempercentage onder een aanvaardbaar niveau is gezakt of wanneer er een tekort aan zaad is. Als regel moet het kiempercentage boven de 80% liggen. Uitzonderingen worden gemaakt voor accessies die zeer moeilijk te regenereren zijn (zoals sommige wilde soorten). Voor deze soorten worden percentages tussen 60 en 80% geaccepteerd.
Bij het regenereren van kiemplasma moet met een aantal punten rekening worden gehouden (van Soest, 1990):
- Selectie binnen de oorspronkelijke populatie als gevolg van regeneratieprocedures moet tot een minimum worden beperkt.
- Verontreiniging met andere monsters, zowel tijdens de regeneratie als tijdens de behandeling van het zaad, is niet toegestaan.
- Het kweeksysteem van het gewas in kwestie is belangrijk. Kruisbestuivende gewassen hebben extra maatregelen nodig om een goede isolatie te garanderen.
- De populatiegrootte van het oorspronkelijke monster moet voldoende groot zijn om genetische drift te vermijden. Vergeleken met zelfbestuivende soorten hebben kruisbestuivende soorten meestal een groter aantal planten nodig voor regeneraties om de genetische variatie die binnen de populatie bestaat te behouden.
Om de impact die regeneraties kunnen hebben op de genetische identiteit van een zaadmonster te minimaliseren, moet de frequentie van regeneratie zo laag mogelijk gehouden worden.
Planten die duidelijk door schimmels, virussen of bacteriën besmet lijken tijdens de regeneratie of die duidelijk niet tot de totale populatie behoren, worden verwijderd.
Er moet ook rekening gehouden worden met de hoeveelheid zaden die per plant geoogst worden om voldoende zaden te produceren. Tot nu toe is dit alleen bij fababonen een beperkende factor gebleken en wordt een relatief hoog aantal planten gebruikt.
Een heel belangrijk aspect van regeneratie is de productie van gezonde, levensvatbare zaden. Over het algemeen leveren regeneraties onder glas zaden van betere kwaliteit op dan regeneraties in het veld.
Kiemplasma dat door genenbanken wordt gedistribueerd, moet zorgvuldig worden gecontroleerd op de aanwezigheid van zaadoverdraagbare pathogenen en plagen, om te voorkomen dat het bijdraagt aan de verspreiding van ziekten en plagen. Tijdens regeneraties die door CGN gedaan worden inspecteert de National Plant Protection Organization (NPPO-NL) alle gewassen.
Bestuiving van kruisbestuivende gewassen
Bromvliegen en hommels worden gebruikt voor kruisbestuiving van gewassen in isolatiekooien. De vliegen worden als poppen verpakt in zaagsel gekocht en het zijn mengsels van verschillende soorten vliegen, waarvan de ene soort vlieg actief is onder warme omstandigheden (tot 35°C), en de andere soort onder koudere omstandigheden. Met enige regelmaal wordt een hoeveelheid zaagsel met poppen in de isolatiekooi gestrooid zodat er continu vliegen uitkomen. Vliegen hebben een random vliegpatroon en komen overal binnen de isolatie en zijn daarom goede stuifmeel verspreiders.
De hommels die voor bestuiving gebruikt worden worden gekocht als een kolonie in een nestkastje. Deze kunnen direct in isolatiekooien ingezet worden zodra er voldoende bloei is. Hommels zijn goede bestuivers die gericht op stuifmeel afgaan en door hun harige lijf ook veel stuifmeel verspreiden. Hommels vliegen de hele dag, in tegenstelling tot honingbijen die veel meer van mooi weer afhankelijk zijn. In gevallen dat bestuiving beperkend is kan ervoor gekozen worden om hommels en vliegen te combineren. De verschillende manier van vliegen maakt dat ze elkaar aanvullen als het om optimale bevruchting van zaadbeginsels gaat.