Plantaardige Genetische Bronnen

Ga direct naar
In het kortCGN beheert de genenbank voor plantaardige genetische bronnen. Hier zijn bijna 24.000 rassen en wilde populaties opgeslagen. Het gaat om commerciële rassen, landrassen, boerenrassen en de wilde verwanten van onze gewassen uit meer dan 150 landen. Veredelaars kunnen hier uit putten om gewassen te maken die bijvoorbeeld resistent zijn tegen ziekten of plagen, of die juist goed tegen klimaatveranderingen kunnen.
“Genetische variatie in land- en tuinbouwgewassen vormt de basis van ons voedsel.”
- Theo van Hintum
- Hoofd plantaardige genetische bronnen CGN
Het beheer van de genenbank is één van de activiteiten waarmee CGN bijdraagt aan behoud en gebruik van plantaardige genetische diversiteit in internationaal verband. Hiervoor werken we bijvoorbeeld samen in Europees verband en ook wereldwijd met de Global Crop Diversity Trust.
Ga verder naar
Wat wij bieden
Gewascollecties
Onze gewascollectie bestaat uit meer dan 24.000 rassen en wilde populaties van meer dan 30 verschillende gewassen. Alleen van sla zijn er al 2.500 verschillende monsters; van moderne rassen tot de in het wild voorkomende soorten. We verbreden de diversiteit voortdurend. In de periode 2021–2031 werkt CGN aan een verdubbeling van de groentecollectie. Daarbij wordt zowel de diversiteit binnen bestaande collecties vergroot als het toevoegen van nieuwe gewassen. Accessies worden zorgvuldig geselecteerd, nauwkeurig beschreven, optimaal bewaard en op bruikbare eigenschappen geëvalueerd.

Toegang en gebruik van de CGN-collectie
CGN stelt genetische bronnen beschikbaar voor gebruik in veredeling, onderzoek en onderwijs, onder vastgestelde voorwaarden. Hierbij horen afspraken over toegang, data, beschikbaarheid van materiaal en wettelijke kaders zoals Access and Benefit-Sharing en fytosanitaire regelgeving.
Expertise en advies plantaardige bronnen
Het beheer van de genenbank is één van de activiteiten waarmee CGN bijdraagt aan het behoud en het gebruik van plantaardige genetische diversiteit in internationaal verband. Omdat dit werk vraagt om nauwe wereldwijde samenwerking, werkt CGN samen met Europese netwerken zoalsECPGRen met internationale organisaties zoals deGlobal Crop Diversity Trust.Vanuit deze internationale context deelt CGN actief haar kennis en ervaring, onder andere via publicaties in wetenschappelijke, technische en toegankelijke media, en door het bieden van advies en training aan partners en belangstellenden.

CGN-verzamelmissies
Het CGN organiseert jaarlijks verzamelmissies naar verschillende landen om wilde populaties van gewassen en hun verwanten te verzamelen. Met deze missies wordt de aanwezige genetische variatie veiliggesteld voor toekomstig onderzoek, veredeling en behoud.
CGN houdt een archief bij van deze verzamelmissies. Op de onderstaande website zijn alle beschikbare missierapporten, veldformulieren en – waar beschikbaar – aanvullende achtergrondinformatie te vinden.

Kennisbank plantaardige bronnen
In deze kennisbank vindt u publicaties en actuele informatie over de diversiteit van plantaardige genetische bronnen voor voedsel en landbouw. De kennisbank is gericht op een brede doelgroep in het onderwijs, van basisonderwijs tot post-academisch onderwijs. Daarnaast zijn nadrukkelijk ook particuliere telers doelgroep van de kennisbank. De Kennisbank wordt beheerd door Groen Kennisnet.


Gewascollecties
Onze gewascollectie bestaat uit meer dan 24.000 rassen en wilde populaties van meer dan 30 verschillende gewassen. Alleen van sla zijn er al 2.500 verschillende monsters; van moderne rassen tot de in het wild voorkomende soorten. We verbreden de diversiteit voortdurend. In de periode 2021–2031 werkt CGN aan een verdubbeling van de groentecollectie. Daarbij wordt zowel de diversiteit binnen bestaande collecties vergroot als het toevoegen van nieuwe gewassen. Accessies worden zorgvuldig geselecteerd, nauwkeurig beschreven, optimaal bewaard en op bruikbare eigenschappen geëvalueerd.
Toegang en gebruik van de CGN-collectie
CGN stelt genetische bronnen beschikbaar voor gebruik in veredeling, onderzoek en onderwijs, onder vastgestelde voorwaarden. Hierbij horen afspraken over toegang, data, beschikbaarheid van materiaal en wettelijke kaders zoals Access and Benefit-Sharing en fytosanitaire regelgeving.

Expertise en advies plantaardige bronnen
Het beheer van de genenbank is één van de activiteiten waarmee CGN bijdraagt aan het behoud en het gebruik van plantaardige genetische diversiteit in internationaal verband. Omdat dit werk vraagt om nauwe wereldwijde samenwerking, werkt CGN samen met Europese netwerken zoalsECPGRen met internationale organisaties zoals deGlobal Crop Diversity Trust.Vanuit deze internationale context deelt CGN actief haar kennis en ervaring, onder andere via publicaties in wetenschappelijke, technische en toegankelijke media, en door het bieden van advies en training aan partners en belangstellenden.

CGN-verzamelmissies
Het CGN organiseert jaarlijks verzamelmissies naar verschillende landen om wilde populaties van gewassen en hun verwanten te verzamelen. Met deze missies wordt de aanwezige genetische variatie veiliggesteld voor toekomstig onderzoek, veredeling en behoud.
CGN houdt een archief bij van deze verzamelmissies. Op de onderstaande website zijn alle beschikbare missierapporten, veldformulieren en – waar beschikbaar – aanvullende achtergrondinformatie te vinden.

Kennisbank plantaardige bronnen
In deze kennisbank vindt u publicaties en actuele informatie over de diversiteit van plantaardige genetische bronnen voor voedsel en landbouw. De kennisbank is gericht op een brede doelgroep in het onderwijs, van basisonderwijs tot post-academisch onderwijs. Daarnaast zijn nadrukkelijk ook particuliere telers doelgroep van de kennisbank. De Kennisbank wordt beheerd door Groen Kennisnet.

Hoe komen zaden in de CGN-collectie en wat gebeurt er voordat ze gebruikt kunnen worden? Rob van Treuren en Chris Kik vertellen het in deze video.
Genenbank plantaardige bronnen
Bekijk de speciale collecties of dien een aanvraag voor genetisch materiaal in.
Toegang en gebruik van de CGN-collectie
Er is veel informatie beschikbaar over CGN accessies om de selectie van materiaal te vergemakkelijken. Informatie over onze accessies valt uiteen in drie categorieën: paspoortgegevens, fenotypische kenmerken en genetische/genomische informatie. Deze informatie kan in ons bestelststeem worden gebruikt voor de selectie van accessies, maar is ook beschikbaar in de vorm van downloadbare databestanden.
Paspoort data zijn een vaste set van internationaal gestandaardiseerde basisgegevens die bij elke genenbank-accessie worden opgeslagen. Ze beschrijven herkomst, identiteit en administratieve informatie van het materiaal. Paspoortgegevens zijn voor alle CGN accessies beschikbaar.
Fenotypische data zijn meetbare of observeerbare eigenschappen van een plant, veroorzaakt door de interactie tussen de genetica van de plant en zijn omgeving. Voor de meeste accessies zijn fenotypische gegevens beschikbaar.
Genetische/genomische data beschrijven het DNA van planten. Dat kan voor gedefinieerde markers (genetische data) of voor het volledige DNA in de vorm van sequentie data (genomische data). Genetische en genomische data zijn voor een beperkt deel van onze collectie beschikbaar. Indien beschikbaar, zijn overzichten beschikbaar waarin beschreven wordt hoe en waar de genetische en/of genomische data te vinden zijn.
Soms wordt binnengekomen materiaal niet opgenomen. Ook wordt wel eens materiaal uit de collectie verwijderd. De gegevens over dit materiaal blijven bewaard en zijn beschikbaar.
Naast de reguliere genenbankcollecties die CGN onderhoudt voor huidige en toekomstige generaties, stelt CGN ook zaadmonsters beschikbaar van speciale collecties die ontwikkeld zijn voor een specifiek doel gericht op specifieke gebruikersgroepen. Van tomaat, Lactuca spp., prei en Lactuca zijn er accessies beschikbaar die buiten de reguliere collectie vallen. Meer informatie over deze speciale collecties is te vinden per gewas op een aparte pagina.
De erfgoedrassen collectie zorgt voor de beschikbaarheid van het Nederlands bio-cultureel erfgoed en is toegankelijk voor de particulier. De verhalen over erfgoedrassen zijn beschreven op de erfgoedrassenwebsite en zaden van oude Nederlandse rassen kunnen worden besteld op de webshop.
CGN levert zaden van land- en tuinbouwgewassen voor gebruik in veredeling, onderzoek en onderwijs. Alle informatie die in het kader van een aanvraag wordt uitgewisseld, wordt vertrouwelijk behandeld. Vanwege benodigde administratieve en fytosanitaire procedures kan de levertijd enkele weken bedragen. Zaden worden in principe uitsluitend verstrekt aan professionele gebruikers uit de publieke en private sector; aanvragen van particulieren worden slechts bij hoge uitzondering gehonoreerd. Voor omvangrijke aanvragen is een duidelijke onderbouwing vereist.
Voor de ontvangst van genetisch materiaal moet een Material Transfer Agreement (MTA) worden ondertekend door een tekenbevoegde binnen de organisatie van de aanvrager. CGN streeft ernaar genetische bronnen beschikbaar te stellen onder de Standard Material Transfer Agreement (SMTA) van het International Treaty on Plant Genetic Resources for Food and Agriculture (ITPGRFA). Dit is een vast contract tussen aanbieder en gebruiker voor genetische bronnen die zijn opgenomen in Annex I van het verdrag en die worden gebruikt voor onderzoek, veredeling of opleiding voor voedsel en landbouw.
CGN verstrekt daarnaast ook een aantal Non-Annex I-gewassen onder de SMTA. Wanneer toepassing van de SMTA niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege aanvullende voorwaarden van het land van herkomst of wanneer het materiaal voor andere doeleinden wordt gebruikt, stelt CGN het materiaal beschikbaar onder een MTA met aanvullende voorwaarden. De MTA maakt onderdeel uit van de online aanvraagprocedure en wordt doorgaans digitaal ondertekend. Na ontvangst van een volledig ondertekende MTA verstuurt CGN het materiaal zo spoedig mogelijk.
Gebruikers worden verzocht resultaten en publicaties die voortkomen uit het gebruik van CGN-materiaal te delen, eventueel met een afgesproken embargoperiode. Bij doorgeven of verder gebruik van het materiaal gelden de voorwaarden van de MTA, waaronder het principe van vrije beschikbaarheid onder de SMTA. De SMTA beperkt de bescherming van intellectuele eigendomsrechten op veredelingsproducten niet. In de meeste gevallen zijn aan een zaadaanvraag geen kosten verbonden.
Bij zaadtransacties moet worden voldaan aan de fytosanitaire eisen van het ontvangende land. Binnen de EU is voor bepaalde gewassen alleen een plantenpaspoort vereist, dat door het CGN wordt bijgesloten. Meer informatie over het plantenpaspoort is te vinden op de website van deNVWA. Voor de meeste niet-EU-landen is een invoervergunning nodig, aan te vragen via de nationale plantenziektekundige dienst van het ontvangende land. Het CGN vraagt op basis daarvan een fytosanitair certificaat aan bij NPPO-NL, waarbij een vooraf toegestuurde invoervergunning de afhandeling versnelt. De zaden worden verzonden zodra alle vereiste documenten beschikbaar zijn, wat enkele weken kan duren.
Het CGN beheert, onder mandaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, nationale collecties van plantaardige genetische bronnen. De toegang tot deze collecties en de verdeling van voordelen die voortvloeien uit het gebruik ervan (Access and Benefit-Sharing, ABS) worden gereguleerd door internationale afspraken, met name het Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD) en het Internationaal Verdrag inzake Plantgenetische Hulpbronnen voor Voedsel en Landbouw (ITPGRFA).
De CGN-collecties maken deel uit van het publieke domein, maar worden aan gebruikers beschikbaar gesteld onder vastgestelde voorwaarden. Afhankelijk van de juridische status van het materiaal gelden verschillende ABS-regelingen. Genetische bronnen van gewassen die zijn opgenomen in Bijlage I (Annex I) van het ITPGRFA maken deel uit van het Multilaterale Systeem voor toegang en voordeelverdeling en worden verstrekt onder de Standard Material Transfer Agreement (SMTA).
Genetische bronnen die niet in Bijlage I zijn opgenomen en die door CGN zijn verworven na de inwerkingtreding van het CBD op 1 januari 1994, vallen onder de nationale soevereiniteit van het land van herkomst. Toegang tot dit materiaal is gebonden aan de voorwaarden die door dat land zijn gesteld en kan plaatsvinden via een aangepaste SMTA waarin aanvullende voorwaarden zijn opgenomen, mits deze in overeenstemming zijn met internationale afspraken.
Genetische bronnen die niet in Bijlage I zijn opgenomen en die vóór 1 januari 1994 door CGN zijn verworven, vallen niet onder een specifiek internationaal ABS-kader. In principe stelt CGN dit materiaal beschikbaar onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van de SMTA, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de regels van het Multilaterale Systeem van het ITPGRFA.
Voor algemene informatie over ABS-regelgeving, waaronder het Nagoya Protocol en de EU-ABS-verordening, wordt verwezen naar het ABS-Loket Nederland.
Nieuws (8)
“CGN investeert in het verzamelen van nieuw materiaal en in onderzoek naar geconserveerde materialen om gebruikers de beste service te bieden”
- Eva Thörn
- Chair Executive Committee ECPGR
Expertise en advies plantaardige bronnen
Genetische diversiteit vormt de basis voor een toekomstbestendige land- en tuinbouw. Gewassen moeten zich kunnen aanpassen aan klimaatverandering, bestand zijn tegen nieuwe ziekten en plagen en blijven voldoen aan veranderende maatschappelijke en consumentenwensen. Als nationale genenbank beheert CGN een brede collectie plantaardige genetische bronnen en bouwt het actief kennis op over het behoud, de beschikbaarheid en het duurzame gebruik van dit materiaal.
Onze kennis en ervaring delen
Het behoud en gebruik van plantaardige genetische bronnen vraagt om nauwe samenwerking, zowel nationaal als internationaal. CGN deelt haar expertise onder andere via wetenschappelijke en technische publicaties, bijdragen aan internationale netwerken en door deelname aan beleids- en onderzoeksprogramma’s. Daarnaast ontwikkelen en passen wij methoden toe zoals kerncollecties en kernselecties, niche modelling en inventarisaties van Crop Wild Relatives (CWR), die helpen bij het gericht benutten en behouden van genetische diversiteit. CGN stelt haar expertise ook beschikbaar in de vorm van advies en levert inhoudelijke ondersteuning bij vragen over toegang tot genetische bronnen en bijbehorende regelgeving, zoals Access and Benefit-Sharing (ABS), het Nagoya Protocol en de Europese ABS-verordening. Door deze combinatie van inhoudelijke kennis, praktische tools en beleidsinzicht draagt CGN bij aan een zorgvuldig, transparant en verantwoord gebruik van plantaardige genetische bronnen.
“We werken op verschillende manieren aan het in stand houden en toegankelijk maken van diversiteit. Die diversiteit bevindt zich in genenbanken, maar ook op akkers en in de natuur.”
- Theo van Hintum
- Hoofd plantaardige genetische bronnen CGN
Gewascollecties
Alle gewascollecties van het CGN zijn uitgebreid beschreven. Informatie over de geschiedenis, de huidige samenstelling en gewasspecifieke aspecten, zoals zaadvermeerderingsmethoden, is beschikbaar.
Meer over expertise en advies
Door de grote omvang van veel genenbankcollecties en het vaak beperkte detailniveau van de beschikbare informatie is het voor gebruikers niet altijd eenvoudig om geschikt materiaal te selecteren. Kerncollecties zijn ontwikkeld om dit te vereenvoudigen door een beperkte set accessies samen te stellen die samen een zo groot mogelijke genetische diversiteit vertegenwoordigen. Het concept werd in 1984 geïntroduceerd door Otto Frankel en is bedoeld om beter om te gaan met collecties die historisch zijn gegroeid en daardoor soms een onevenwichtige samenstelling hebben. Door te werken met een overzichtelijke selectie wordt de toegankelijkheid vergroot en kan gerichter kennis worden opgebouwd over een kleiner aantal goed gekozen accessies.
Kernselecties en toepassing bij CGN
Naast vaste kerncollecties wordt ook gewerkt met kernselecties, die worden samengesteld als antwoord op een specifieke vraag van een gebruiker. Daarbij bepaalt de gebruiker het domein en de gewenste omvang van de selectie. Het materiaal wordt gestructureerd ingedeeld in groepen op basis van beschikbare informatie, zoals herkomst, taxonomie of genetische kenmerken, waarna per groep een evenwichtige selectie wordt gemaakt. CGN is sinds de jaren negentig actief betrokken bij de ontwikkeling en toepassing van deze methoden en gebruikt kerncollecties en kernselecties om het gebruik van materiaal uit de collectie te verbeteren en beter aan te laten sluiten bij de behoeften van onderzoek en veredeling. Deze kernselecties kunnen voor verschillende gewassen direct worden gebruikt bij het bestellen van zaden via de bestelservice.
Regeneratie is het vernieuwen van een zaadmonster door een representatieve selectie van zaden te zaaien en de nieuw gevormde zaden te oogsten, waarbij de genetische kenmerken van de oorspronkelijke populatie behouden blijven. Regeneratie wordt uitgevoerd wanneer de hoeveelheid zaden onvoldoende is of wanneer het kiempercentage onder acceptabele niveaus daalt—doorgaans 80% voor gecultiveerd materiaal en 60% voor wild materiaal. De genetische integriteit wordt gewaarborgd door selectie te minimaliseren, contaminatie te voorkomen, voldoende grote populaties te gebruiken en de regeneratiefrequentie zo laag mogelijk te houden. Regeneratiestrategieën houden rekening met het voortplantingssysteem van het gewas; kruisbestuivende soorten vereisen strengere isolatie en grotere populaties dan zelfbestuivende soorten. Gewasspecifieke regeneratiestrategieën worden beschreven op de gewascollectiepagina's.
Zaadkwaliteit, gezondheid en bestuiving
Het produceren van gezond en vitaal zaad is een belangrijk doel van regeneratie. Regeneraties onder glas leveren over het algemeen zaad van hogere kwaliteit op dan regeneraties in het veld. Al het materiaal wordt zorgvuldig gecontroleerd op zaadoverdraagbare ziekten en plagen, en gewassen worden tijdens de regeneratie geïnspecteerd om te voldoen aan strenge fytosanitaire normen. Voor kruisbestuivende soorten worden gecontroleerde bestuivingsmethoden toegepast, waaronder honingbijen, bromvliegen en in sommige gevallen hommels, vaak binnen isolatiekooien om ongewenste kruisbestuiving te voorkomen.
Na oogst worden zaadmonsters zorgvuldig verwerkt om ze geschikt te maken voor langdurige opslag. Dit begint met het schoonmaken van de zaden, waarbij onzuiverheden zoals stof, plantresten, lege of beschadigde zaden worden verwijderd. Afhankelijk van het gewas gebeurt dit machinaal of handmatig, waarbij speciale procedures gelden voor vruchtgroenten zoals tomaat, paprika, komkommer en aubergine. Na reiniging worden de zaden gedroogd onder gecontroleerde omstandigheden totdat een laag en stabiel vochtgehalte is bereikt. Vervolgens worden de zaden verpakt in luchtdichte, gelamineerde aluminium zakken die bescherming bieden tegen vocht en mechanische schade. Per accessie worden meerdere typen monsters aangemaakt, zoals gebruikersmonsters, kiemmonsters, regeneratiemonsters en veiligheidsduplicaten, die elk een specifieke functie hebben binnen het collectiebeheer.
Zaadhoeveelheid, -kwaliteit en -levensvatbaarheid
Bij binnenkomst in de opslagfaciliteit wordt eerst vastgesteld of een zaadmonster voldoet aan minimale eisen voor hoeveelheid en kwaliteit, die per gewas verschillen. De zuiverheid van het monster wordt visueel gecontroleerd en waar nodig gecorrigeerd. De levensvatbaarheid van de zaden wordt bepaald met kiemproeven volgens internationale ISTA-richtlijnen, meestal op basis van steekproeven. Voor opname in de collectie geldt doorgaans een minimumkiempercentage van 80% voor rassen en landrassen en 60% voor wilde soorten. Tijdens opslag worden accessies periodiek opnieuw getest, waarbij de frequentie afhangt van de verwachte bewaartijd van het gewas. Als de kiemkracht of zaadhoeveelheid onder de norm zakt, wordt regeneratie uitgevoerd.
Zaadopslag en monitoring
De verpakte zaadmonsters worden opgeslagen in speciaal ingerichte opslagfaciliteiten voor lange termijnbewaring, bij een constante temperatuur van −20°C. De totale zaadhoeveelheid van een accessie wordt verdeeld over verschillende monstertypen: gebruikersmonsters en regeneratie-, kiem- en restmonsters. Alle zakken zijn opgeborgen in genummerde dozen die per gewas worden gegroepeerd en op vaste locaties in rekken worden geplaatst; deze locaties worden nauwkeurig vastgelegd in het informatiesysteem om volledige traceerbaarheid te garanderen. De zaadverwerking en -opslag vinden plaats in een apart, geïsoleerd gebouw met gescheiden compartimenten voor invriezen, koelen, drogen en werken, elk met strikt gecontroleerde temperatuur- en luchtvochtigheidscondities. De vries- en koelinstallaties zijn uitgevoerd met meerdere compressoreenheden die elkaar kunnen overnemen bij storingen, zodat de opslagcondities continu gehandhaafd blijven. De droogruimte is uitgerust met een absorptiedroger om een lage en stabiele relatieve luchtvochtigheid te waarborgen. Daarnaast zijn veiligheidsvoorzieningen getroffen, zoals man-downalarmen voor personeel en automatische brandblussystemen, om zowel mens als collectie te beschermen. Door deze combinatie van gecontroleerde opslag, technische back-ups en systematische monitoring blijft de kwaliteit en levensvatbaarheid van de zaden op lange termijn behouden.
Genenbankcollecties kunnen door onverwachte omstandigheden, zoals technische problemen, natuurrampen of maatschappelijke onrust, risico lopen. Om te voorkomen dat waardevol genetisch materiaal verloren gaat, is het belangrijk om zaden op meerdere, onafhankelijke locaties te bewaren. De Svalbard Global Seed Vault speelt hierin een belangrijke rol als internationale veiligheidsopslag voor genenbanken. Voor CGN maakt deze back-up deel uit van een gelaagde aanpak: van vrijwel alle accessies zijn veiligheidsduplicaten aangelegd die volgens het ‘black box’-principe bij collegagenenbanken worden bewaard, zonder dat deze instellingen het materiaal kunnen gebruiken. Daarnaast is ongeveer 90% van de CGN-accessies extra veiliggesteld in Svalbard als veiligheidstriplicaat. CGN bewaart ook veiligheidsduplicaten van andere collectiehouders, momenteel zo’n 7.300 accessies uit meer dan 20 collecties uit 13 landen. Door deze combinatie van opslag op verschillende plekken blijft de genetische diversiteit behouden en beschikbaar voor toekomstig onderzoek en veredeling.
Crop Wild Relatives (CWR)
Cultuurgewassen hebben voortdurend nieuwe eigenschappen nodig om zich aan te passen aan een veranderend klimaat, nieuwe ziekten en plagen, en veranderende consumentenwensen. Wilde plantensoorten die verwant zijn aan onze gewassen – aangeduid als Crop Wild Relatives (CWR) – vormen een essentiële bron van deze eigenschappen. Het behoud van CWR is daarom van groot belang voor de toekomstige veredeling en voedselzekerheid. Door factoren zoals verstedelijking, milieuvervuiling en klimaatverandering staan veel wilde soorten echter onder druk. Om gerichte beschermingsmaatregelen te kunnen nemen, is het noodzakelijk te weten welke CWR in Nederland voorkomen. CGN heeft daarom een inventarisatie gemaakt van alle Nederlandse CWR, die beschikbaar is via de websiteCWRnl.nl.
Niche modelling
Om inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige verspreiding van crop wild relatives maakt CGN gebruik van niche modelling. Deze methode koppelt geografische vindplaatsen van soorten – afkomstig uit genenbank- en herbariummateriaal – aan omgevingsgegevens zoals klimaat- en bodemvariabelen. Met behulp van statistische en machine-learningmodellen, zoals Maxent en Random Forest, wordt de kans berekend dat een soort voorkomt in nog niet onderzochte gebieden en hoe die verspreiding kan veranderen onder verschillende klimaatscenario’s. Deze modellen ondersteunen onder andere het plannen van verzamelexpedities, het identificeren van hiaten in collecties en het onderbouwen van beleid voor in situ en ex situ behoud. Onderzoek van CGN laat zien dat klimaatverandering waarschijnlijk zal leiden tot verschuivingen en verkleining van verspreidingsgebieden van veel CWR, waarbij aanwezigheid in natuurgebieden niet automatisch garant staat voor toekomstig voortbestaan. De resultaten van niche modelling worden daarom actief gebruikt om prioriteiten te stellen voor het behoud van crop wild relatives in Nederland.
Het ABS-Loket Nederland is het centrale informatiepunt voor vragen over Access and Benefit-Sharing (ABS), oftewel de regels rondom toegang tot genetische bronnen en de eerlijke verdeling van voordelen die voortkomen uit het gebruik daarvan. Het loket richt zich in het bijzonder op het Nagoya Protocol en de Europese ABS-verordening, die zijn opgesteld om landen en gemeenschappen zeggenschap te geven over het gebruik van hun genetische rijkdommen en bijbehorende traditionele kennis. Deze regelgeving is van toepassing op uiteenlopende gebruikers, zoals onderzoekers, veredelaars, bedrijven en instellingen die werken met planten, dieren of micro-organismen.
Het ABS-Loket biedt praktische richtlijnen voor het verkrijgen van toegang tot genetische bronnen, zowel binnen Nederland als internationaal. Daarbij wordt uitgelegd wanneer toestemming nodig is, welke afspraken gemaakt moeten worden over het delen van voordelen (zoals kennis, technologie of financiële opbrengsten), en welke verplichtingen gelden voor gebruikers. Daarnaast verstrekt het loket achtergrondinformatie over internationale afspraken, de vertaling daarvan naar Europese en Nederlandse wetgeving, en de rol van bevoegde autoriteiten. Op deze manier helpt het ABS-Loket gebruikers om zorgvuldig, transparant en in overeenstemming met de geldende regels met genetische bronnen om te gaan.
Heeft u een vraag?
Stel uw vraag aan ons hoofd Plantaardige Genetische Bronnen.
dr.ir. TJL (Theo) van Hintum
hoofd CGN-PGR
Follow us on social media
Stay up-to-date and learn more about our research through our social channels.







