Nieuws
Biologische landbouw: beter voor natuur en klimaat
Omschakeling naar meer biologische landbouw in Nederland leidt tot een substantiële reductie van broeikasgassen, nitraatuitspoeling en ammoniak per hectare en draagt zo bij aan een toekomstbestendige landbouw en betere natuur. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Het perspectief van biologische landbouw’ van WUR. Wel zijn de milieuprestaties van biologisch per kilo product vaak minder gunstig dan regulier, omdat de productie afneemt. Het stimuleren van de vraag naar biologische voeding is cruciaal om de groei van het areaal biologische akkerbouw en zuivel in Nederland mogelijk te maken, stellen de onderzoekers.
Nederland heeft een actieplan voor de biologische landbouw opgesteld met als ambitie 15% biologisch areaal in 2030. Nu is dat areaal 4%: 19.500 hectare akkerbouw en 56.600 hectare melkveehouderij. Dit rapport beoordeelt de duurzaamheidsprestaties van de biologische melkveehouderij en akkerbouw ten opzichte van de gangbare landbouw. De onderzoekers beoordeelden de prestaties op het gebied van klimaat, stikstof/natuur en dierenwelzijn. Hun conclusies:
Een groter areaal biologisch draagt bij aan vermindering van de broeikasgasemissies van zowel akkerbouw als melkveehouderij.
De biologische akkerbouw gebruikt geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen en heeft daardoor een lagere CO2-emissie. Daar staat tegenover dat de bio-akkerbouw meer brandstof verbruikt voor mechanische onkruidbestrijding. De gewasopbrengsten zijn 14% tot 36% lager in bio-akkerbouw. Daarom zijn de emissies van bio-akkerbouwers per hectare lager dan van reguliere akkerbouwers, maar per kilo product iets hoger.
De biologische melkveehouderij heeft een lagere veebezetting per hectare, gebruikt minder krachtvoer dan gangbaar en gebruikt geen kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Door een groter aandeel kuilgras, minder krachtvoer en minder mais in het rantsoen is de methaanemissie per kilo melk van bio-melkveehouders hoger, net als emissie van lachgas. Daar staat een lager energiegebruik van de bio-boer tegenover. Volgens cijfers uit het Bedrijfs Informatie Netwerk (BIN) is de uitstoot van broeikasgassen in de biologische melkveehouderij 1/3 lager per hectare en ongeveer gelijk per kilo melk ten opzichte van het gangbare melkveebedrijf.
Omschakeling naar meer biologische akkerbouw en melkveehouderij leidt waarschijnlijk tot een reductie van broeikasgasemissies. Bovendien zal de koolstof-vastlegging in de bodem waarschijnlijk toenemen, waardoor de landbouwbodems beter bestand zijn tegen droogte, natte perioden en weersextremen.
Meer biologische landbouw draagt bij aan het versterken van de natuur in Nederland.
Dat komt door lagere ammoniakemissies, lagere nitraatuitspoeling, lager antibioticagebruik en gewasbescherming en hogere biodiversiteit op bio-bedrijven.
Wat betreft de ammoniakemissies in de akkerbouw zijn er geen eenduidige conclusies te trekken en kunnen er geen emissiepercentages worden aangegeven. De ammoniakemissies in de melkveehouderij zijn wel duidelijk: bio-boeren hebben 40% tot 50% lagere emissies per hectare, maar per kilo melk is de ammoniakemissie van bio-boeren zo’n 30% hoger – dat komt door lagere melkopbrengst bij biologische boeren.
De biologische melkveesector heeft een extensievere bedrijfsvoering met minder dieren per hectare en meer vormen van agrarisch natuurbeheer op het bedrijf. Uitbreiding van biologische melkveehouderij kan een rol spelen in de extensivering van de landbouw rond Natura2000-gebieden. Zo’n ontwikkeling sluit bovendien goed aan bij de Kaderrichtlijn Water, om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te verbeteren. De biologische akkerbouw past goed bij de bufferzones rond beken en waterlopen.
Uitbreiding van biologische melkveehouderij zou kunnen bijdragen aan verhoging van dierenwelzijn, gelet op meer weidegang en meer ruimte in de stal bij bio-boeren, maar dat is onvoldoende met onderzoek te onderbouwen.
De belangrijkste belemmeringen voor groei van de biologische landbouw in Nederland zijn:
- de geringe toename van de vraag naar biologisch voedsel;
- de geringe beschikbaarheid van extra grond voor gangbare boeren om te kunnen omschakelen naar biologisch;
- de geringe beschikbaarheid van biologische mest en krachtvoer;
- de geringe arbeid en techniek voor onkruidbestrijding. Innovatie is nodig voor groei van biologische sector zonder de inzet van extra arbeid voor onkruidbestrijding.