Zalm en aal hebben het zwaar
- Jacco van Rijssel
- Onderzoeker Wageningen Marine Research

“Het is aan ons om politiek en beleid te voeden met betrouwbare wetenschappelijke kennis en goede adviezen”
De één is een koudefan die vanuit de oceaan de Rijn opgaat om te paaien. De ander komt als larve vanuit de tropische Sargassozee naar Europa. Zalm en aal lijken wel tegenpolen, maar hebben één ding gemeen: door klimaatverandering en menselijke druk hebben ze het lastig.
De zalm is een van de vele trekvissen die Nederland als corridor gebruikt. “Ze paaien in zijriviertjes van de Rijn en Maas in Duitsland, België en Frankrijk”, legt onderzoeker Jacco van Rijssel van Wageningen Marine Research uit: “Na het paaien trekken de kleine zalmen, smolts geheten, naar de Atlantische Oceaan, om later weer terug te keren om te paaien.”
Ooit zaten de Rijn en de Maas boordevol zalm. Tegenwoordig niet meer: door de rivieren te kanaliseren en dammen aan te leggen, heeft de mens het de zalm behoorlijk lastig gemaakt. Sinds een jaar of 20 staat deze vissoort symbool voor Europese herstelprogramma’s om trekvissen weer volwaardig terug te laten keren in de rivieren. Daar wordt veel tijd en energie in gestoken. Zo zijn er vispassages aangelegd en worden er jaarlijks miljoenen zalmeitjes en smolts uitgezet in Duitsland om de populatie op gang te helpen.”
Zalmpopulatie in kaart gebracht
In opdracht van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) heeft Wageningen Marine Research de populatie van de zalm in Nederland in kaart gebracht. Van Rijssel: “Het ministerie wilde weten wat de impact van de visserij is op de populatie. Aan de hand van interviews met vissers en door als onderzoekers mee te gaan op schepen hebben we een beeld gekregen van hoeveel zalm wordt bijgevangen. Om de impact op de totale populatie te meten, moet je wel een betrouwbare schatting van die populatiegrootte kunnen maken. Met akoestische zenders volgen we de trek van de zalm al jaren. Daardoor weten we hoelang de zalm erover doet om van paaigebied naar Atlantische Oceaan te trekken; en andersom. We weten ook hoelang de vissen blijven hangen bij knelpunten, zoals sluizen.”
Weinig zalmen keren terug
Van Rijssel bracht alle beschikbare data bijeen. Conclusie: ondanks de vele miljoenen eitjes, larven en smolts die in Duitsland worden uitgezet, komen er opvallend weinig zalmen terug naar Nederland. “Aan het begin van de eeuw ging het best goed, maar zo rond 2010 zien we de aantallen in elkaar klappen. En ze zijn sindsdien niet meer hersteld. Waarschijnlijk is er sprake van cumulatieve effecten: lage rivierafvoeren in droge jaren, veel scheepvaart en veel roofvissen, zoals meervallen. Samen maakt dat de overlevingskansen voor de zalm klein.”
De soort is bovendien gevoelig voor warmere zomers: “Als ze in het voorjaar de Rijn optrekken, moeten ze tegenwoordig een hete zomer doorstaan. Het aantal dagen dat de watertemperatuur boven de 18 graden is, is de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen. Zalmen krijgen daardoor hittestress, waardoor ze vatbaar worden voor allerlei ziekten. Veel zalmen gaan daaraan dood en bereiken dus de paaigronden niet.”
Andere vissen vinden het warmere water juist wel prettig, weet Van Rijssel: “De meerval is bijvoorbeeld een echte warmtefan, waardoor deze soort zich beter en sneller kan voortplanten en daardoor ook goed gedijt. Daar komt bij dat veel andere invasieve soorten ook goed gedijen bij warmere temperaturen. Die dienen weer als voedsel voor de meerval.”
Aal: afhankelijk van golfstroom
Net als de zalm heeft ook de aal last van barrières. De Anguilla anguilla, de Europese aal, kennen we in Nederland vanuit de handel en de keuken als paling. Het wordt gezien als een echte Europese vis die zich ook in Nederland goed thuis voelt: van IJsselmeer tot sloten en vaarten. Van daaruit zwemmen ze duizenden kilometers naar de Sargassozee om daar als één populatie te paaien. De glasaaltjes die daar geboren worden, gaan met de warme golfstroom richting Noordwest-Europa.
“De aal vindt warm water wel prima”, zegt Van Rijssel. “We doen veel monitoring in het voor- en najaar en we zien dat er meer aal wordt gevangen als het water warmer is dan normaal. Waarschijnlijk komt dat doordat de aal dan beter gevangen kan worden. Het wil niet zeggen dat het goed gaat met de soort, integendeel. Uit onze analyses blijkt dat de populatie ergens in de jaren 80 van de vorige eeuw is ingestort. Sindsdien heeft die zich niet hersteld. De laatste tien tot vijftien jaar zien stabiliseert de aal zich op een laag niveau. Als het nog slechter gaat, blijft er niet veel aal meer over.”
Net als bij de zalm lijkt ook bij de aal sprake te zijn van een combinatie van factoren. “Mogelijk spelen veranderingen in zeestromen en omstandigheden onderweg op zee een rol”, stelt Van Rijssel.
Graadmeter
De stand van de zalm is een graadmeter voor de gezondheid van ecosystemen: gaat het goed met ze, dan functioneert het systeem. Hun complexe levenscyclus maakt dat ze afhankelijk zijn van veel schakels. “Gaat het ergens mis, dan merk je dat meteen”, zegt Van Rijssel. Hij voegt eraan toe dat het beeld niet alleen somber is: “Bij de elft, een andere trekvissoort, zagen we in 2023 opeens een opleving, terwijl we ze jarenlang nauwelijks zagen. Dat biedt hoop dat er ook bij de zalm onverwachte keerpunten optreden. Stel dat we weer een paar jaar koelere temperaturen komen, dan overleven er misschien meer zalmen en stijgt ook de natuurlijke paai. En stel dat de zalmen die daaruit voortkomen wat beter tegen hogere temperaturen kunnen, dan kan dit weleens een impuls aan de populatie geven. Toch wordt het voor de zalm een lastig verhaal, verwacht ik.”
De noordzeehouting laat zien dat aanpassing een goede overlevingsstrategie kan zijn: “Die soort is uitgezet in Duitsland en heeft zich aangepast door op de IJssel en de Vecht te paaien en minder vaak, zoals voorheen, op de Noordzee. Hoe flexibeler je bent als vissoort kunt omgaan met veranderende omstandigheden, hoe groter je overlevingskans.”
Paling onderdeel van cultuur
Er geldt in Nederland een gedeeltelijk vangstverbod voor de paling. Het is een van de knoppen waaraan gedraaid kan worden om de stand van de vissoort te verbeteren. “Maar in Nederland is paling onderdeel van onze eetcultuur, net als bijvoorbeeld in Denemarken. Dat speelt mee in de afwegingen.”
De onderzoeken naar zalm en aal passen naadloos in het palet van Wageningen Marine Research, waarin de effecten van klimaatverandering op biodiversiteit een van de speerpunten is. En dankzij het internationale netwerk kunnen Van Rijssel en zijn collega’s enorm veel kennis vergaren en bundelen. “Uiteindelijk is het aan politiek en beleid om goede afwegingen te maken”, besluit hij. “En aan ons om hen te voeden met betrouwbare wetenschappelijke kennis en goede adviezen.”
Partners in deze samenwerking
- Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- ICES
Samen maken we het verschil
Stel uw vraag over dit onderwerp aan onze expert:
dr. JC (Jacco) van Rijssel
WR Onderzoeker
Andere impact stories
Wageningen University & Research (WUR) werkt aan de grote mondiale uitdagingen rond voedsel, biodiversiteit en klimaat. Onze kennis wordt in de praktijk toegepast door de partners waarmee wij samenwerken. In verdiepende impact stories vertellen we meer over het onderzoek en de impact die we hiermee realiseren.
Follow Marine Research on social media
Stay up-to-date and learn more about our research through our social channels.





