Nieuws
Culturele normen onder boeren kunnen belangrijke rol spelen in transitie naar natuurinclusieve landbouw
Wat boeren zien als een ‘goede boer’ en een ‘goed landschap’ heeft invloed op hun houding ten opzichte van natuurinclusieve landbouw. Voor een transitie naar natuurinclusieve landbouw maakt het veel uit of boeren zelf natuurinclusieve landbouw kunnen zien als een mogelijke en gewenste koers voor hun bedrijf. Begrip van de rol van culturele normen in de landbouw is dan ook van groot belang voor partijen die beslissingen van boeren zouden willen beïnvloeden, zoals overheden, natuurorganisaties, ketenpartijen en agrarische collectieven. In een kwalitatieve studie onder 24 boeren in 4 casestudygebieden zijn de culturele normen ten aanzien van ‘goede boer’ en ‘goed landschap’ onderzocht.
Een ‘goede boer’ en ‘goed landschap’
Een goede boer is herkenbaar aan zijn land. Boeren meten hun zelfidentiteit en beroepstrots als ‘goede boer’ voor een groot deel af aan culturele normen binnen de sector over wat een ‘goede boer’ is. Hun bedrijf is de plek waar zij zich ontplooien als goede boer en waar zij hun vakmanschap tentoon spreiden. In vier Nederlandse casestudy’s - Midden-Limburg, Noord-Beveland, Achterhoek en Noordelijke Friese Wouden - is met kwalitatieve methoden onderzocht wat culturele normen zijn ten aanzien van ‘goede boer’ en ‘goed landschap’. Het onderzoek bevestigt beelden van ‘goede boer’ en ‘goed landschap’ die in de literatuur zijn beschreven: een goede boer zorgt goed voor haar land, vee en grond en is herkenbaar aan een net landschap, vrij van onkruid, strak onderhouden, evenals een goed bijgehouden erf. Maar het onderzoek voegt daar ook aspecten aan toe: Een goede boer neemt ook verantwoordelijkheid ten aanzien van milieu, biodiversiteit en maatschappij, is sociaal, werkt niet te hard en is gelukkig.
Kan natuurinclusief land ‘goed land’ zijn?
De voorkeur voor een ‘net landschap’ lijkt niet gunstig voor de ontwikkeling van natuurinclusieve landbouw. Toch bieden de onderzoeksresultaten ook inzicht in hoe natuurinclusieve landbouw wel kan stroken met culturele normen ten aanzien van ‘goede boer’ en ‘goed landschap’. Diverse boeren hebben aangegeven dat hoe goed land eruit moet zien, afhangt van het doel. En verantwoordelijkheid nemen voor milieu en maatschappij behoort voor diverse respondenten bij een goede boer. Ook vertellen verschillende respondenten hoe zijzelf - soms letterlijk - anders tegen natuur op het boerenbedrijf aan zijn gaan kijken, en hoe zij culturele normen onder hun collega’s zien veranderen. Dit is vaak het gevolg van eigen ervaring met agrarisch natuurbeheer of door het in het landschap zien van agrarisch natuurbeheer bij anderen. Verandering van praktijken kan dus op termijn leiden tot verandering van culturele normen. Agrarische collectieven zijn een voorbeeld van een subcultuur waarin natuurinclusief een goede vorm van landbouw kan zijn, en waarin het vakmanschap wordt ontwikkeld dat nodig is om natuurinclusief in de praktijk te brengen en om het te herkennen op het land van anderen.
Handelingsperspectief
Begrip van de rol van culturele normen in de landbouw is van groot belang voor partijen die beslissingen van boeren zouden willen beïnvloeden, zoals overheden, natuurorganisaties, ketenpartijen en agrarische collectieven. Het onderzoek biedt hier een aantal aanknopingspunten voor. Zo is het belangrijk om biodiversiteit te framen in termen van productie of prestatie; natuur als teelt met productiedoelen sluit aan bij de denkwereld van veel boeren en daagt hen uit in hun vakmanschap. Het zichtbaar maken van natuurinclusief vakmanschap voor andere boeren en het zelf ervaring opdoen met natuurinclusieve praktijken, maakt het voor boeren mogelijk om aan elkaar telaten zien dat ze goede (natuurinclusieve) boeren zijn en dit ook bij elkaar te kunnen herkennen. Tot slot zorgt het bevorderen van natuurinclusieve subculturen ervoor dat boeren erkenning van hun vakmanschap kunnen vinden bij elkaar en dat zij zich als goede boer kunnen identificeren met anderen.