Resultaten
De resultaten hieronder zijn afkomstig uit de NBI6. Als alle metingen in 2021 gedaan zijn, worden hier de resultaten van NBI7 gepubliceerd.
De oppervlakte bos in Nederland is licht toegenomen ten opzichte van vorige metingen, tot 373.480 ha. Bos beslaat daarmee 11% van het grondgebruik in Nederland. Ruim driekwart van het bosoppervlak kan getypeerd worden als opgaand bos (gelijkjarig en ongelijkjarig). De rest bestaat uit bijzondere bosvormen of overige beplantingen.
Een deel van het bos kon niet worden geïnventariseerd (6% van de steekproefpunten) doordat geen toestemming werd gegeven of omdat het punt onbereikbaar was. De eigendomssituatie is niet noemenswaardig veranderd sinds het MFV.
Ondanks het feit dat er meer kapvlaktes aangetroffen zijn (1.4% nu tegen 0.3% in MFV) wordt het Nederlandse bos nog steeds ouder, meer gemengd en iets meer ongelijkjarig. De gemiddelde voorraad levend en dood hout blijft toenemen. De gemiddelde bijgroei is iets gedaald, bij ongeveer gelijkblijvende kap.
Er is een duidelijke verschuiving gaande van naaldboomsoorten naar loofboomsoorten. Van de jaarlijkse velling van naar schatting 1.3 miljoen m3 hout is ruwweg tweederde deel afkomstig uit naaldbossen en een derde uit loofbossen. Daarentegen is het aandeel loofboomsoorten in de verjonging ongeveer 75-80%. Als gevolg hiervan neemt het aandeel naaldbomen geleidelijk af in termen van oppervlak, voorraad en bijgroei. De verhoudingen tussen naald- en loofboomsoorten zijn nu ruwweg gelijk, met grove den als belangrijkste naaldboomsoort en eik als belangrijkste loofboomsoort. Populier verliest in hoog tempo terrein. Opvallend is dat op 43% van de permanente steekproefcirkels geen kap heeft plaatsgevonden sinds het MFV.